1. राम बाजार *कडे* जात आहे. (Gebruik het voorzetsel om ‘naar’ aan te geven bij een beweging naar een specifieke plek.)
2. ती शाळा *कडे* चालली आहे. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft dat iemand naar school toe loopt.)
3. आम्ही घर *कडे* परत आलो. (Welk voorzetsel gebruik je om terugkeer naar huis aan te geven?)
4. मुलगा मैदान *कडे* धावत आहे. (Voorzetsel dat richting het speelveld aangeeft.)
5. शिक्षक वर्ग *कडे* चालला आहे. (Kies het juiste voorzetsel voor beweging naar de klas.)
6. ती स्टेशन *कडे* निघाली. (Gebruik het voorzetsel om te zeggen dat ze naar het station vertrok.)
7. आम्ही पुस्तकालय *कडे* जात आहोत. (Welk voorzetsel past bij ‘wij gaan naar de bibliotheek’?)
8. तो मित्राच्या घरी *कडे* जात आहे. (Voorzetsel dat richting het huis van een vriend aangeeft.)
9. मुलगी पार्क *कडे* चालली आहे. (Welk voorzetsel gebruik je om ‘naar het park’ aan te geven?)
10. आम्ही हॉटेल *कडे* जात आहोत. (Kies het voorzetsel om beweging naar het hotel te beschrijven.)

1. तो शाळेपासून *पासून* निघाला. (Gebruik het voorzetsel dat ‘vanaf’ aangeeft bij vertrek van school.)
2. आम्ही बाजारापासून *पासून* परत आलो. (Voorzetsel dat vertrek van de markt uitdrukt.)
3. ती घरी *कडून* निघाली. (Welk voorzetsel gebruik je voor ‘vanuit huis’?)
4. मुलगा मैदानापासून *पासून* धावत गेला. (Kies het voorzetsel dat aangeeft dat hij van het speelveld wegrent.)
5. शिक्षक वर्गापासून *पासून* बाहेर पडला. (Gebruik het juiste voorzetsel voor vertrek uit de klas.)
6. आम्ही स्टेशनपासून *पासून* निघालो. (Voorzetsel dat vertrek van het station aangeeft.)
7. ती पुस्तकालयापासून *पासून* परत आली. (Welk voorzetsel gebruik je bij terugkeer van de bibliotheek?)
8. तो मित्राच्या घरी *कडून* निघाला. (Kies het voorzetsel dat vertrek van het huis van een vriend uitdrukt.)
9. मुलगी पार्कापासून *पासून* चालली आहे. (Gebruik het voorzetsel dat beweging vanaf het park aangeeft.)
10. आम्ही हॉटेलपासून *पासून* निघालो. (Voorzetsel dat vertrek van het hotel beschrijft.)