1. तो शाळेत *लवकर* येतो. (Hint: Hoe beschrijf je dat iemand op tijd of eerder komt?)
2. ती खूप *वेगाने* धावते. (Hint: Een bijwoord dat snelheid aangeeft.)
3. आम्ही काल *मोकळ्या* मैदानावर खेळलो. (Hint: Waar speelde je? Op een open plek.)
4. तो पुस्तक *ध्यानपूर्वक* वाचतो. (Hint: Hoe leest iemand aandachtig?)
5. मी माझे काम *योग्यरित्या* केले. (Hint: Een bijwoord dat correctheid uitdrukt.)
6. ते *नित्यनेमाने* सकाळी चालायला जातात. (Hint: Hoe vaak gebeurt iets regelmatig?)
7. मुलगा *हसतमुख* बोलतो. (Hint: Hoe spreekt iemand vrolijk?)
8. आम्ही त्या ठिकाणी *दूर* राहतो. (Hint: Hoe beschrijf je een plaats die niet dichtbij is?)
9. मला ती गोष्ट *स्पष्टपणे* समजली. (Hint: Hoe begrijp je iets duidelijk?)
10. ती *हळूच* गाणं म्हणते. (Hint: Een bijwoord dat traagheid aangeeft.)

1. तो *उत्तमपणे* शहाणेपणाने वागतो. (Hint: Hoe gedraagt iemand zich op een goede manier?)
2. आम्ही बाजार *दुपारी* गेलो. (Hint: Wanneer ga je naar de markt? In de middag.)
3. ती *सर्वत्र* नेहमी मदत करते. (Hint: Waar helpt iemand overal?)
4. तो काम *सतत* करतो. (Hint: Hoe vaak doet iemand iets continu?)
5. मुलगी *आनंदीपणे* नाचते. (Hint: Hoe danst iemand blij?)
6. आम्ही प्रवास *सुरक्षितपणे* केला. (Hint: Hoe reis je veilig?)
7. तो *आश्चर्यकारकपणे* परीक्षा उत्तीर्ण झाला. (Hint: Hoe slaagde hij verrassend?)
8. ती आईसाठी *वेगवेगळ्या* पदार्थ बनवते. (Hint: Hoe maakt iemand verschillende soorten?)
9. आम्ही *तयारीने* कार्यक्रमासाठी सज्ज झालो. (Hint: Hoe bereidt iemand zich voor?)
10. तो *शांतपणे* घरात बसला. (Hint: Hoe zit iemand rustig?)