1. Тој зборува *брзо* (Hint: Vorm het bijwoord van het bijvoeglijk naamwoord „брз“ dat „snel“ betekent).
2. Таа работи *внимателно* (Hint: Vorm het bijwoord van „внимателен“, wat „voorzichtig“ betekent).
3. Ние учиме *редовно* (Hint: Vorm het bijwoord van „редовен“, dat „regelmatig“ betekent).
4. Детето игра *среќно* (Hint: Vorm het bijwoord van „среќен“, „blij“ in het Nederlands).
5. Птицата лета *високо* (Hint: Vorm het bijwoord van „висок“, wat „hoog“ betekent).
6. Тој одговори *точно* (Hint: Vorm het bijwoord van „точен“, „precies“ of „correct“).
7. Таа се облекува *елегантно* (Hint: Vorm het bijwoord van „елегантен“, „elegant“).
8. Ние патуваме *брзо* (Hint: Vorm het bijwoord van „брз“).
9. Лекарот зборуваше *јасно* (Hint: Vorm het bijwoord van „јасен“, wat „duidelijk“ betekent).
10. Филмот беше *интересно* (Hint: Vorm het bijwoord van „интересен“, „interessant“).

1. Тие дојдоа *навремено* (Hint: Gebruik het bijwoord dat betekent „op tijd“).
2. Јас пишувам *полека* (Hint: Gebruik het bijwoord van „полека“ dat „langzaam“ betekent).
3. Тој вози *безбедно* (Hint: Gebruik het bijwoord dat van „безбеден“ komt, „veilig“).
4. Таа пееше *убаво* (Hint: Vorm het bijwoord van „убав“, „mooi“).
5. Ние работевме *напорно* (Hint: Vorm het bijwoord van „напорен“, „hard“ of „moeizaam“).
6. Тие зборуваат *гласно* (Hint: Vorm het bijwoord van „гласен“, „hard“ of „luid“).
7. Јас се движам *тихо* (Hint: Vorm het bijwoord van „тих“, „stil“).
8. Тој одговараше *брзо* (Hint: Vorm het bijwoord van „брз“).
9. Таа гледаше *внимателно* (Hint: Vorm het bijwoord van „внимателен“).
10. Ние се смеевме *среќно* (Hint: Vorm het bijwoord van „среќен“).