Oefeningen met betrekkelijke voornaamwoorden voor de Litouwse grammatica

1. Tai yra mergina, *kuri* mokosi lietuvių kalbos. (Hint: Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor een vrouwelijk onderwerp in nominatief enkelvoud)
2. Vaikinas, *kuris* žaidžia futbolą, yra mano draugas. (Hint: Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor een mannelijk onderwerp in nominatief enkelvoud)
3. Tai yra namas, *kuris* stovi prie ežero. (Hint: Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor een onzijdig onderwerp in nominatief enkelvoud)
4. Mergaitės, *kurios* žaidžia lauke, yra mano seserys. (Hint: Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor vrouwelijk onderwerp in nominatief meervoud)
5. Vyrai, *kurie* dirba kartu, yra kolegos. (Hint: Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor mannelijk onderwerp in nominatief meervoud)
6. Tai yra knyga, *kuri* man patinka. (Hint: Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor onzijdig onderwerp in nominatief enkelvoud)
7. Šuo, *kuris* loja, yra triukšmingas. (Hint: Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor mannelijk onderwerp in nominatief enkelvoud)
8. Moterys, *kurios* kalba lietuviškai, yra iš Vilniaus. (Hint: Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor vrouwelijk onderwerp in nominatief meervoud)
9. Vaikai, *kurie* žiūri televizorių, yra pavargę. (Hint: Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor mannelijk onderwerp in nominatief meervoud)
10. Tai yra darbas, *kuris* reikalauja daug pastangų. (Hint: Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor onzijdig onderwerp in nominatief enkelvoud)

1. Merginą, *kurią* mačiau vakar, pažįstu. (Hint: Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord vrouwelijk accusatief enkelvoud)
2. Vaikiną, *kurį* kviečiu į šventę, tu pažįsti. (Hint: Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord mannelijk accusatief enkelvoud)
3. Knygą, *kurią* skaitau, radau bibliotekoje. (Hint: Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord vrouwelijk accusatief enkelvoud)
4. Vyrą, *kurį* laukiu, pažįstu gerai. (Hint: Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord mannelijk accusatief enkelvoud)
5. Mergaites, *kurias* matau parke, pažįstu. (Hint: Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord vrouwelijk accusatief meervoud)
6. Vyrus, *kuriuos* kviečiu į vakarėlį, pažįstu. (Hint: Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord mannelijk accusatief meervoud)
7. Vaikus, *kuriuos* mačiau mokykloje, pažįstu. (Hint: Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord mannelijk accusatief meervoud)
8. Knygas, *kurias* skaitau, rekomenduoju draugams. (Hint: Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord vrouwelijk accusatief meervoud)
9. Moterį, *kurią* sutikau gatvėje, pažįstu. (Hint: Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord vrouwelijk accusatief enkelvoud)
10. Vyrą, *kurį* laukiu, matau jau atvykstant. (Hint: Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord mannelijk accusatief enkelvoud)