Oefening 1: Ontkennende zinnen met ‘ne’ en werkwoordsvormen
2. Tu *ne* lasi grāmatu šodien. (Ontkenning van ‘lasi’ – jij leest vandaag niet.)
3. Viņš *ne* strādā vakarā. (Ontkenning van ‘strādā’ – hij werkt niet ’s avonds.)
4. Mēs *ne* ēdam ābolus. (Ontkenning van ‘ēdam’ – wij eten geen appels.)
5. Jūs *ne* runājat latviski. (Ontkenning van ‘runājat’ – jullie spreken geen Lets.)
6. Viņas *ne* skatās televizoru. (Ontkenning van ‘skatās’ – zij kijken geen televisie.)
7. Es *ne* gribu kafiju. (Ontkenning van ‘gribu’ – ik wil geen koffie.)
8. Tu *ne* saproti jautājumu. (Ontkenning van ‘saproti’ – jij begrijpt de vraag niet.)
9. Viņi *ne* dzīvo Rīgā. (Ontkenning van ‘dzīvo’ – zij wonen niet in Riga.)
10. Mēs *ne* dziedam dziesmas. (Ontkenning van ‘dziedam’ – wij zingen geen liederen.)
Oefening 2: Ontkennende zinnen met ‘nekad’ en andere negatieve bijwoorden
2. Tu *nekad* neesi bijis Latvijā. (Gebruik van ‘nekad’ – jij bent nooit in Letland geweest.)
3. Viņš *nekad* nebrauc uz darbu ar velosipēdu. (Gebruik van ‘nekad’ – hij gaat nooit met de fiets naar het werk.)
4. Mēs *nekad* neesam redzējuši tādu filmu. (Gebruik van ‘nekad’ – wij hebben zo’n film nooit gezien.)
5. Jūs *nekad* neēdat ātrās ēdināšanas restorānā. (Gebruik van ‘nekad’ – jullie eten nooit fastfood.)
6. Viņas *nekad* neiet uz ballītēm. (Gebruik van ‘nekad’ – zij gaan nooit naar feestjes.)
7. Es *nekad* neesmu dzēris alu. (Gebruik van ‘nekad’ – ik heb nooit bier gedronken.)
8. Tu *nekad* neesi dziedājis koncertā. (Gebruik van ‘nekad’ – jij hebt nooit op een concert gezongen.)
9. Viņi *nekad* nebrauc vilcienā. (Gebruik van ‘nekad’ – zij reizen nooit met de trein.)
10. Mēs *nekad* neesam aizmirsuši viņa vārdu. (Gebruik van ‘nekad’ – wij zijn zijn naam nooit vergeten.)