1. Man iet *viens* suns (Hint: “viens” betekent “een” voor mannelijke zelfstandige naamwoorden).
2. Sieviete redz *vienu* kaķi (Hint: “vienu” is de accusatief vorm van “viens” voor vrouwelijke zelfstandige naamwoorden).
3. Bērns ēd *vienu* ābolu (Hint: gebruik “vienu” bij mannelijke woorden in accusatief).
4. Skolotājs lasa *vienu* grāmatu (Hint: vrouwelijke woorden gebruiken “vienu” in accusatief).
5. Es pērku *vienu* auto (Hint: onzijdige woorden gebruiken vaak “vienu” in accusatief).
6. Viņš grib *vienu* māju (Hint: “māju” is vrouwelijk, accusatief vorm vereist “vienu”).
7. Meitene skatās uz *vienu* putnu (Hint: “putnu” is mannelijk, accusatief).
8. Zēns spēlē ar *vienu* bumbu (Hint: vrouwelijke woorden in accusatief).
9. Mēs redzam *vienu* koku (Hint: mannelijk, accusatief).
10. Viņa nopirka *vienu* somu (Hint: vrouwelijk, accusatief).

1. Es redzu *vienu* zēnu (Hint: accusatief mannelijk enkelvoud).
2. Viņa stāsta par *vienu* meiteni (Hint: locatief vrouwelijk enkelvoud).
3. Mēs pērkam *vienu* māju (Hint: accusatief vrouwelijk enkelvoud).
4. Skolotājs runā ar *vienu* skolnieku (Hint: instrumentalis mannelijk enkelvoud).
5. Viņš dod dāvanu *vienai* draudzenei (Hint: datief vrouwelijk enkelvoud).
6. Es dzirdu *vienu* putnu (Hint: accusatief mannelijk enkelvoud).
7. Viņa spēlē ar *vienu* bumbu (Hint: instrumentalis vrouwelijk enkelvoud).
8. Zēns iet uz *vienu* skolu (Hint: akuzatīvs vrouwelijk enkelvoud).
9. Mēs domājam par *vienu* jautājumu (Hint: locatief mannelijk enkelvoud).
10. Viņi atrod *vienu* ceļu (Hint: accusatief mannelijk enkelvoud).