Imperatieve oefeningen: basisvormen
2. *Minum* air putih setiap hari. (Hint: Gebruik de gebiedende wijs van “drinken”.)
3. *Tutup* pintu itu! (Hint: Werkwoord dat betekent ‘sluiten’.)
4. *Buka* jendela! (Hint: Werkwoord dat betekent ‘openen’.)
5. *Dengar* saya dengan baik. (Hint: Werkwoord dat betekent ‘luisteren’.)
6. *Tulis* nama kamu di sini. (Hint: Gebruik de imperatief van ‘schrijven’.)
7. *Baca* buku ini sekarang. (Hint: Werkwoord dat betekent ‘lezen’.)
8. *Pergi* ke sekolah sekarang! (Hint: Werkwoord dat betekent ‘gaan’.)
9. *Datang* ke sini segera! (Hint: Werkwoord dat betekent ‘komen’.)
10. *Jangan* lupa membawa payung. (Hint: Negatieve imperatief, betekent ‘niet’.)
Imperatieve oefeningen: negatieve en beleefde vormen
2. *Jangan* makan terlalu banyak. (Hint: Negatieve imperatief bij een advies.)
3. *Tolong* bantu saya. (Hint: Beleefde vorm om hulp te vragen, betekent ‘alsjeblieft’.)
4. *Tolong* tutup pintu. (Hint: Beleefd verzoek, gebruik ’tolong’.)
5. *Jangan* lupa tugasnya. (Hint: Negatief bevel met ‘jangan’.)
6. *Tolong* datang tepat waktu. (Hint: Beleefd verzoek om op tijd te komen.)
7. *Jangan* merokok di sini. (Hint: Verbod, gebruik ‘jangan’.)
8. *Tolong* beri saya air. (Hint: Beleefd verzoek om iets te geven.)
9. *Jangan* bicara dengan suara keras. (Hint: Negatief bevel over spreken.)
10. *Tolong* jangan terlambat. (Hint: Combinatie van beleefdheid en negatief bevel.)