1. Dit is *הספר* dat ik gisteren kocht. (Hint: Gebruik het aanwijzend bijvoeglijk naamwoord voor mannelijk enkelvoud.)
2. Deze *הבת* is mijn zus. (Hint: Gebruik het aanwijzend bijvoeglijk naamwoord voor vrouwelijk enkelvoud.)
3. Kijk naar *הבית* daar! (Hint: Mannelijk enkelvoud aanwijzend bijvoeglijk naamwoord.)
4. Ik lees *העיתון* elke ochtend. (Hint: Mannelijk enkelvoud aanwijzend bijvoeglijk naamwoord.)
5. Zij draagt *השמלה* die ze gisteren kocht. (Hint: Vrouwelijk enkelvoud aanwijzend bijvoeglijk naamwoord.)
6. Dit is *הכיסא* waar ik op zit. (Hint: Mannelijk enkelvoud aanwijzend bijvoeglijk naamwoord.)
7. Die *הכיתה* is erg groot. (Hint: Vrouwelijk enkelvoud aanwijzend bijvoeglijk naamwoord.)
8. Ik houd van *המחשב* dat ik nieuw heb gekocht. (Hint: Mannelijk enkelvoud aanwijzend bijvoeglijk naamwoord.)
9. Deze *הדלת* is gesloten. (Hint: Vrouwelijk enkelvoud aanwijzend bijvoeglijk naamwoord.)
10. Hij toont mij *המכתב* dat hij ontving. (Hint: Mannelijk enkelvoud aanwijzend bijvoeglijk naamwoord.)

1. Deze *הספרים* liggen op tafel. (Hint: Gebruik het aanwijzend bijvoeglijk naamwoord voor mannelijk meervoud.)
2. Die *הילדות* spelen buiten. (Hint: Gebruik het aanwijzend bijvoeglijk naamwoord voor vrouwelijk meervoud.)
3. Kijk naar *הבתים* aan de overkant. (Hint: Mannelijk meervoud aanwijzend bijvoeglijk naamwoord.)
4. Deze *החנויות* zijn allemaal gesloten. (Hint: Vrouwelijk meervoud aanwijzend bijvoeglijk naamwoord.)
5. Ik vind *הכיסאות* in die kamer mooi. (Hint: Mannelijk meervoud aanwijzend bijvoeglijk naamwoord.)
6. Die *החברות* zijn goede vriendinnen. (Hint: Vrouwelijk meervoud aanwijzend bijvoeglijk naamwoord.)
7. Deze *המחשבים* zijn nieuw. (Hint: Mannelijk meervoud aanwijzend bijvoeglijk naamwoord.)
8. Kijk naar *השמלות* die daar hangen. (Hint: Vrouwelijk meervoud aanwijzend bijvoeglijk naamwoord.)
9. Die *המכתבים* zijn belangrijk. (Hint: Mannelijk meervoud aanwijzend bijvoeglijk naamwoord.)
10. Deze *הדלתות* zijn gesloten. (Hint: Vrouwelijk meervoud aanwijzend bijvoeglijk naamwoord.)