Oefening 1: Tegenwoordige tijd van regelmatige werkwoorden
2. Wij *כותבים* (kotvim) een brief. Hint: Gebruik de eerste persoon meervoud.
3. Jij *שומע* (shomea) muziek. Hint: Gebruik de tweede persoon enkelvoud mannelijk.
4. Zij *שותה* (shoteh) water. Hint: Gebruik de derde persoon enkelvoud vrouwelijk.
5. Jullie *עובדים* (ovdim) hard. Hint: Gebruik de tweede persoon meervoud mannelijk.
6. Ik *מדבר* (medaber) Hebreeuws. Hint: Gebruik de eerste persoon enkelvoud mannelijk.
7. Zij *קוראות* (korot) een boek. Hint: Gebruik de derde persoon meervoud vrouwelijk.
8. Jij *רואה* (roeh) een film. Hint: Gebruik de tweede persoon enkelvoud vrouwelijk.
9. Wij *שותים* (shotim) koffie. Hint: Gebruik de eerste persoon meervoud.
10. Hij *עושה* (oseh) zijn huiswerk. Hint: Gebruik de derde persoon enkelvoud mannelijk.
Oefening 2: Tegenwoordige tijd van werkwoorden met vervoegingen
2. Jij *מדברת* (medaberet) snel. Hint: Gebruik de tweede persoon enkelvoud vrouwelijk.
3. Hij *רץ* (ratz) in het park. Hint: Gebruik de derde persoon enkelvoud mannelijk.
4. Wij *חושבים* (chosvim) na over het probleem. Hint: Gebruik de eerste persoon meervoud.
5. Zij *צופות* (tzofot) naar de televisie. Hint: Gebruik de derde persoon meervoud vrouwelijk.
6. Jullie *שומעים* (shomim) het geluid. Hint: Gebruik de tweede persoon meervoud mannelijk.
7. Zij *כותבת* (kotevet) een e-mail. Hint: Gebruik de derde persoon enkelvoud vrouwelijk.
8. Ik *עומד* (omed) bij de deur. Hint: Gebruik de eerste persoon enkelvoud mannelijk.
9. Jij *פוגש* (pogesh) vrienden. Hint: Gebruik de tweede persoon enkelvoud mannelijk.
10. Hij *חושב* (choshev) aan zijn toekomst. Hint: Gebruik de derde persoon enkelvoud mannelijk.