Gemengde conditionele oefeningen 1
2. Als wij gisteren op tijd *waren gekomen* (voltooide verleden tijd), zouden we nu niet *moeten wachten* (tegenwoordige tijd).
3. Als jij meer tijd *had genomen* (voltooide verleden tijd), zou je nu beter *begrijpen* (tegenwoordige tijd).
4. Als zij eerder *was vertrokken* (voltooide verleden tijd), zou ze nu niet zo moe *zijn* (tegenwoordige tijd).
5. Als ik meer had gespaard (voltooide verleden tijd), zou ik nu een nieuwe auto *kunnen kopen* (tegenwoordige tijd).
6. Als jullie het document *hadden gelezen* (voltooide verleden tijd), zouden jullie nu de opdracht *kunnen uitvoeren* (tegenwoordige tijd).
7. Als hij meer had geluisterd (voltooide verleden tijd), zou hij nu de instructies *begrijpen* (tegenwoordige tijd).
8. Als zij de waarheid *had gezegd* (voltooide verleden tijd), zou iedereen haar nu *vertrouwen* (tegenwoordige tijd).
9. Als wij eerder hadden gereageerd (voltooide verleden tijd), zou het probleem nu *opgelost zijn* (tegenwoordige tijd).
10. Als jij beter had opgelet (voltooide verleden tijd), zou je nu de lesstof *kunnen toepassen* (tegenwoordige tijd).
Gemengde conditionele oefeningen 2
2. Als zij beter *zou luisteren* (tegenwoordige tijd), had ze het probleem eerder *kunnen oplossen* (voltooide tijd).
3. Als jij nu meer zou oefenen (tegenwoordige tijd), had je vorige week de wedstrijd *kunnen winnen* (voltooide tijd).
4. Als wij niet zo druk *waren*, zouden we vorige maand meer van de vakantie *hebben genoten* (voltooide tijd).
5. Als hij nu meer geduld *had*, had hij de situatie beter *aan kunnen pakken* (voltooide tijd).
6. Als jullie meer aandacht *zou geven* (tegenwoordige tijd), hadden jullie het project eerder *kunnen afronden* (voltooide tijd).
7. Als ik nu beter zou plannen (tegenwoordige tijd), had ik gisteren meer vrije tijd *kunnen hebben* (voltooide tijd).
8. Als zij nu niet zo verlegen *was*, had ze op het feest meer mensen *kunnen ontmoeten* (voltooide tijd).
9. Als jij nu meer zou sparen (tegenwoordige tijd), had je vorig jaar een grotere aankoop *kunnen doen* (voltooide tijd).
10. Als wij nu meer zouden samenwerken (tegenwoordige tijd), hadden we het probleem sneller *kunnen oplossen* (voltooide tijd).