Oefening 1: Persoonlijke voornaamwoorden in het Grieks (onderwerp)
2. *Εσύ* διαβάζεις το βιβλίο. (Hint: Gebruik het Griekse woord voor “jij” als onderwerp.)
3. *Αυτός* παίζει ποδόσφαιρο. (Hint: Gebruik het Griekse woord voor “hij” als onderwerp.)
4. *Αυτή* μαγειρεύει στο σπίτι. (Hint: Gebruik het Griekse woord voor “zij” (enkelvoud) als onderwerp.)
5. *Αυτό* είναι το καινούριο αυτοκίνητο. (Hint: Gebruik het Griekse woord voor “het” (onzijdig) als onderwerp.)
6. *Εμείς* πηγαίνουμε στο σχολείο. (Hint: Gebruik het Griekse woord voor “wij” als onderwerp.)
7. *Εσείς* είστε φίλοι μου. (Hint: Gebruik het Griekse woord voor “jullie/u” als onderwerp.)
8. *Αυτοί* τρέχουν στο πάρκο. (Hint: Gebruik het Griekse woord voor “zij” (mannelijk meervoud) als onderwerp.)
9. *Αυτές* χορεύουν στη γιορτή. (Hint: Gebruik het Griekse woord voor “zij” (vrouwelijk meervoud) als onderwerp.)
10. *Αυτά* είναι τα παιδιά. (Hint: Gebruik het Griekse woord voor “zij” (onzijdig meervoud) als onderwerp.)
Oefening 2: Persoonlijke voornaamwoorden in het Grieks (lijdend voorwerp)
2. Ακούω *αυτόν* να μιλάει. (Hint: Gebruik het Griekse woord voor “hem” als lijdend voorwerp.)
3. Περιμένω *αυτήν* στην πόρτα. (Hint: Gebruik het Griekse woord voor “haar” als lijdend voorwerp.)
4. Αγγίζω *αυτό* στο τραπέζι. (Hint: Gebruik het Griekse woord voor “het” (onzijdig) als lijdend voorwerp.)
5. Καταλαβαίνω *εμάς* καλά. (Hint: Gebruik het Griekse woord voor “ons” als lijdend voorwerp.)
6. Βοηθάω *εσάς* με τα μαθήματα. (Hint: Gebruik het Griekse woord voor “jullie/u” als lijdend voorwerp.)
7. Περιγράφω *αυτούς* στους φίλους μου. (Hint: Gebruik het Griekse woord voor “hen” (mannelijk meervoud) als lijdend voorwerp.)
8. Κοιτάζω *αυτές* στον δρόμο. (Hint: Gebruik het Griekse woord voor “hen” (vrouwelijk meervoud) als lijdend voorwerp.)
9. Φωνάζω *αυτά* δυνατά. (Hint: Gebruik het Griekse woord voor “hen” (onzijdig meervoud) als lijdend voorwerp.)
10. Θυμάμαι *εμένα* καλά. (Hint: Gebruik het Griekse woord voor “mij” als lijdend voorwerp.)