Gerund-oefening 1: Basisvormen van de Gerundium
2. Zij bereidt het eten *snijdend* de groenten fijn. (Hint: Gebruik de gerundium van ‘snijden’)
3. Wij leren de grammatica *lezend* de voorbeelden in het boek. (Hint: Gebruik de gerundium van ‘lezen’)
4. Jij ontspant je door muziek *luisterend*. (Hint: Gebruik de gerundium van ‘luisteren’)
5. De leraar legt de regels uit *gebruikend* eenvoudige voorbeelden. (Hint: Gebruik de gerundium van ‘gebruiken’)
6. Ik verbeter mijn uitspraak door hardop *herhalend* te spreken. (Hint: Gebruik de gerundium van ‘herhalen’)
7. Zij studeert Grieks door teksten *vertalend*. (Hint: Gebruik de gerundium van ‘vertalen’)
8. Wij oefenen de grammatica *schrijvend* in ons schrift. (Hint: Gebruik de gerundium van ‘schrijven’)
9. Jij vergroot je woordenschat door nieuwe woorden *leer* *dend*. (Hint: Gebruik de gerundium van ‘leren’)
10. Hij herhaalt de regels *oproepend* in zijn hoofd. (Hint: Gebruik de gerundium van ‘oproepen’)
Gerund-oefening 2: Gerundium in samengestelde zinnen
2. Hij viel in slaap terwijl hij *luisterend* naar muziek was. (Hint: Gebruik de gerundium van ‘luisteren’)
3. Wij maakten aantekeningen terwijl de docent *uitleggend* de stof behandelde. (Hint: Gebruik de gerundium van ‘uitleggen’)
4. Jij oefent dagelijks door *schrijvend* nieuwe zinnen te maken. (Hint: Gebruik de gerundium van ‘schrijven’)
5. Ik verbeter mijn kennis door *vertalend* moeilijke teksten te bestuderen. (Hint: Gebruik de gerundium van ‘vertalen’)
6. Zij leert de grammatica door *herhalend* de regels te oefenen. (Hint: Gebruik de gerundium van ‘herhalen’)
7. Terwijl hij *studerend* was, klopte iemand op de deur. (Hint: Gebruik de gerundium van ‘studeren’)
8. Wij begrijpen de lessen beter door *luisterend* naar de uitleg. (Hint: Gebruik de gerundium van ‘luisteren’)
9. Jij verbetert je uitspraak door *sprekend* met moedertaalsprekers te oefenen. (Hint: Gebruik de gerundium van ‘spreken’)
10. Zij maakt vooruitgang door *oefenend* elke dag. (Hint: Gebruik de gerundium van ‘oefenen’)