Oefening 1: Toekomstige voltooide tijd herkennen en toepassen
2. Over drie uur *zal hij het werk hebben afgerond* (toekomstige voltooide tijd van afronden).
3. Voordat de leraar binnenkomt, *zal zij haar opdracht hebben ingeleverd* (toekomstige voltooide tijd van inleveren).
4. Binnen een maand *zal ik mijn examen hebben gehaald* (toekomstige voltooide tijd van halen).
5. Tegen de avond *zullen wij de boeken hebben gelezen* (toekomstige voltooide tijd van lezen).
6. Voor het feest *zal hij de uitnodigingen hebben verstuurd* (toekomstige voltooide tijd van versturen).
7. Tegen het weekend *zal jij je kamer hebben opgeruimd* (toekomstige voltooide tijd van opruimen).
8. Binnen twee dagen *zal zij het rapport hebben geschreven* (toekomstige voltooide tijd van schrijven).
9. Over een uur *zullen wij de film hebben gezien* (toekomstige voltooide tijd van zien).
10. Voordat de zon ondergaat, *zal hij zijn werk hebben voltooid* (toekomstige voltooide tijd van voltooien).
Oefening 2: Toekomstige voltooide tijd invullen in context
2. Zij *zal het boek hebben uitgelezen* voordat de bibliotheek sluit (toekomstige voltooide tijd van uitlezen).
3. Wij *zullen het project hebben afgerond* tegen het einde van de week (toekomstige voltooide tijd van afronden).
4. Jij *zal de afspraak hebben bevestigd* voordat de vergadering begint (toekomstige voltooide tijd van bevestigen).
5. Hij *zal het cadeau hebben gekocht* voor de verjaardag (toekomstige voltooide tijd van kopen).
6. Tegen de tijd dat jij belt, *zal ik de e-mail hebben verstuurd* (toekomstige voltooide tijd van versturen).
7. Zij *zal de taak hebben voltooid* voordat ze naar huis gaat (toekomstige voltooide tijd van voltooien).
8. Wij *zullen de reis hebben gepland* voordat de tickets worden verkocht (toekomstige voltooide tijd van plannen).
9. Jij *zal de oefening hebben gemaakt* voor de les begint (toekomstige voltooide tijd van maken).
10. Hij *zal het verslag hebben geschreven* voordat de vergadering start (toekomstige voltooide tijd van schrijven).