Oefening 1: Onvolmaakte tijd van regelmatige werkwoorden
2. Wij *ἤκουον* muziek in het park. (Hint: Onvolmaakte tijd van luisteren – 1e persoon meervoud)
3. Jij *ἔπαιζες* vaak met je vrienden. (Hint: Onvolmaakte tijd van spelen – 2e persoon enkelvoud)
4. Zij *ἔτρωγον* fruit tijdens het feest. (Hint: Onvolmaakte tijd van eten – 3e persoon meervoud)
5. Ik *ἐδίδασκον* de leerlingen Griekse grammatica. (Hint: Onvolmaakte tijd van onderwijzen – 1e persoon enkelvoud)
6. Jullie *ἐπορεύεσθε* naar de markt. (Hint: Onvolmaakte tijd van gaan – 2e persoon meervoud)
7. De soldaten *ἐμάχοντο* in het veld. (Hint: Onvolmaakte tijd van vechten – 3e persoon meervoud)
8. Wij *ἐπαύομεν* onze werkzaamheden om twaalf uur. (Hint: Onvolmaakte tijd van stoppen – 1e persoon meervoud)
9. Jij *ἐδίδου* voedsel aan de armen. (Hint: Onvolmaakte tijd van geven – 2e persoon enkelvoud)
10. Hij *ἐβούλευε* een plan voor de toekomst. (Hint: Onvolmaakte tijd van beraadslagen – 3e persoon enkelvoud)
Oefening 2: Onvolmaakte tijd van onregelmatige werkwoorden
2. Jij *ἦσθα* een goede vriend. (Hint: Onvolmaakte tijd van zijn – 2e persoon enkelvoud)
3. Wij *ἦμεν* blij met het nieuws. (Hint: Onvolmaakte tijd van zijn – 1e persoon meervoud)
4. Zij *ἦσαν* moedig in de strijd. (Hint: Onvolmaakte tijd van zijn – 3e persoon meervoud)
5. Hij *ἐδίδασκε* ondanks de storm. (Hint: Onvolmaakte tijd van onderwijzen – 3e persoon enkelvoud)
6. Jullie *ἦτε* vaak aanwezig bij de vergaderingen. (Hint: Onvolmaakte tijd van zijn – 2e persoon meervoud)
7. De mens *ἔβλεπε* de zon ondergaan. (Hint: Onvolmaakte tijd van zien – 3e persoon enkelvoud)
8. Wij *ἐδίδοντο* aan onze taken met zorg. (Hint: Onvolmaakte tijd van geven in de passieve vorm – 1e persoon meervoud)
9. Jij *ἔτρεχες* elke ochtend in het bos. (Hint: Onvolmaakte tijd van rennen – 2e persoon enkelvoud)
10. Zij *ἐδίωκον* de vijand onophoudelijk. (Hint: Onvolmaakte tijd van achtervolgen – 3e persoon meervoud)