Oefening 1: Toekomende tijd van regelmatige werkwoorden
2. Volgende week *θα διαβάσω* een nieuw boek. (Hint: Toekomende tijd van ‘lezen’.)
3. Over een uur *θα φάω* mijn lunch. (Hint: Toekomende tijd van ‘eten’.)
4. Straks *θα γράψω* een brief. (Hint: Toekomende tijd van ‘schrijven’.)
5. Morgen *θα δω* een film. (Hint: Toekomende tijd van ‘zien’.)
6. Volgende maand *θα ταξιδέψω* naar Athene. (Hint: Toekomende tijd van ‘reizen’.)
7. Over twee dagen *θα αγοράσω* een cadeau. (Hint: Toekomende tijd van ‘kopen’.)
8. Vanavond *θα μιλήσω* met mijn vriend. (Hint: Toekomende tijd van ‘spreken’.)
9. Morgen *θα δουλέψω* in het kantoor. (Hint: Toekomende tijd van ‘werken’.)
10. Volgende week *θα μάθω* nieuwe grammatica. (Hint: Toekomende tijd van ‘leren’.)
Oefening 2: Toekomende tijd van onregelmatige werkwoorden
2. Volgende week *θα έχω* een vergadering. (Hint: Toekomende tijd van ‘hebben’.)
3. Over een uur *θα κάνω* mijn huiswerk. (Hint: Toekomende tijd van ‘doen/maken’.)
4. Straks *θα πω* iets belangrijks. (Hint: Toekomende tijd van ‘zeggen’.)
5. Morgen *θα πάρω* de bus. (Hint: Toekomende tijd van ‘nemen’.)
6. Volgende maand *θα δω* mijn familie. (Hint: Toekomende tijd van ‘zien’.)
7. Over twee dagen *θα βγω* met vrienden. (Hint: Toekomende tijd van ‘uitgaan’.)
8. Vanavond *θα έρθω* naar het feest. (Hint: Toekomende tijd van ‘komen’.)
9. Morgen *θα μπορέσω* goed te slapen. (Hint: Toekomende tijd van ‘kunnen’.)
10. Volgende week *θα θέλω* nieuwe schoenen. (Hint: Toekomende tijd van ‘willen’.)