Oefening 1: Intransitieve werkwoorden in de tegenwoordige tijd
2. Vi *sover* normalt otte timer om natten. (Gebruik het Deense werkwoord voor ‘slapen’ in de tegenwoordige tijd)
3. Børnene *leger* udenfor i haven. (Gebruik het Deense werkwoord voor ‘spelen’ in de tegenwoordige tijd)
4. Hun *sidder* på stolen og læser en bog. (Gebruik het Deense werkwoord voor ‘zitten’ in de tegenwoordige tijd)
5. Fuglene *flyver* højt på himlen. (Gebruik het Deense werkwoord voor ‘vliegen’ in de tegenwoordige tijd)
6. Han *står* ved døren og venter. (Gebruik het Deense werkwoord voor ‘staan’ in de tegenwoordige tijd)
7. Vi *går* til stranden om sommeren. (Gebruik het Deense werkwoord voor ‘lopen/gaan’ in de tegenwoordige tijd)
8. Blomsterne *vokser* hurtigt i haven. (Gebruik het Deense werkwoord voor ‘groeien’ in de tegenwoordige tijd)
9. Hun *smiler* når hun ser sin ven. (Gebruik het Deense werkwoord voor ‘glimlachen’ in de tegenwoordige tijd)
10. Børnene *hopper* op og ned af glæde. (Gebruik het Deense werkwoord voor ‘springen’ in de tegenwoordige tijd)
Oefening 2: Intransitieve werkwoorden in de verleden tijd
2. Vi *sov* længe i weekenden. (Gebruik het Deense werkwoord voor ‘slapen’ in de verleden tijd)
3. Børnene *legede* i sneen sidste vinter. (Gebruik het Deense werkwoord voor ‘spelen’ in de verleden tijd)
4. Hun *sad* stille i klassen. (Gebruik het Deense werkwoord voor ‘zitten’ in de verleden tijd)
5. Fuglene *fløj* over søen i morges. (Gebruik het Deense werkwoord voor ‘vliegen’ in de verleden tijd)
6. Han *stod* udenfor huset hele dagen. (Gebruik het Deense werkwoord voor ‘staan’ in de verleden tijd)
7. Vi *gik* en lang tur i skoven. (Gebruik het Deense werkwoord voor ‘lopen/gaan’ in de verleden tijd)
8. Blomsterne *voksede* hurtigt sidste sommer. (Gebruik het Deense werkwoord voor ‘groeien’ in de verleden tijd)
9. Hun *smilte* da hun hørte nyheden. (Gebruik het Deense werkwoord voor ‘glimlachen’ in de verleden tijd)
10. Børnene *hoppede* af glæde efter festen. (Gebruik het Deense werkwoord voor ‘springen’ in de verleden tijd)