1. Vaig *a* l’escola caminant. (Hint: gebruik het voorzetsel dat “naar” betekent bij een beweging naar een plaats)
2. Ells van *de* la platja a casa. (Hint: gebruik het voorzetsel dat “van” betekent bij vertrek van een plaats)
3. Anem *a* Barcelona demà. (Hint: gebruik het voorzetsel dat “naar” betekent bij een bestemming)
4. Vaig *cap a* l’estació en cotxe. (Hint: gebruik een voorzetsel dat “richting” uitdrukt bij een specifieke richting)
5. El tren va *de* Girona a Figueres. (Hint: gebruik het voorzetsel dat “van” gebruikt wordt bij vertrekpunt)
6. Els nens corren *a* la porta. (Hint: gebruik het voorzetsel dat “naar” aangeeft bij beweging naar een punt)
7. Vaig *fins a* la cantonada per comprar pa. (Hint: gebruik het voorzetsel dat betekent “tot aan” een plek)
8. Ells vénen *de* la muntanya. (Hint: gebruik het voorzetsel dat “van” betekent bij herkomst)
9. Caminem *cap a* la plaça del poble. (Hint: gebruik een voorzetsel dat “richting” uitdrukt)
10. El cotxe va *a* l’aeroport ara mateix. (Hint: gebruik het voorzetsel dat “naar” betekent bij bestemming)

1. Vaig *a* comprar fruita al mercat. (Hint: gebruik het voorzetsel dat beweging naar een locatie aangeeft)
2. Ella torna *de* la feina tard. (Hint: gebruik het voorzetsel dat herkomst of vertrekpunt aangeeft)
3. Els estudiants van *cap a* la biblioteca després de classe. (Hint: gebruik het voorzetsel dat een richting aangeeft)
4. El gos corre *fins a* la tanca del jardí. (Hint: gebruik het voorzetsel dat aangeeft “tot aan” een locatie)
5. Ens trobem *a* la plaça a les sis. (Hint: gebruik het voorzetsel dat een locatie als bestemming aangeeft)
6. Vaig *de* casa a l’escola cada dia. (Hint: gebruik het voorzetsel dat herkomst of vertrekpunt aangeeft)
7. La bicicleta va *cap a* la muntanya. (Hint: gebruik een voorzetsel dat een richting uitdrukt)
8. Els nens corren *a* la piscina després de l’escola. (Hint: gebruik het voorzetsel dat beweging naar een locatie aanduidt)
9. Vaig caminar *de* la platja a la ciutat. (Hint: gebruik het voorzetsel dat vertrekpunt of herkomst aanduidt)
10. El camió va *fins a* la fàbrica abans de tornar. (Hint: gebruik het voorzetsel dat “tot aan” een bestemming aanduidt)