1. *Jo* ets el meu amic. (Hint: Gebruik het persoonlijke voornaamwoord voor “jij” als onderwerp.)
2. *Ell* menja una poma. (Hint: Gebruik het persoonlijke voornaamwoord voor “hij” als onderwerp.)
3. *Nosaltres* anem a l’escola. (Hint: Gebruik het persoonlijke voornaamwoord voor “wij” als onderwerp.)
4. *Vosaltres* parleu català molt bé. (Hint: Gebruik het persoonlijke voornaamwoord voor “jullie” als onderwerp.)
5. *Ells* juguen al parc. (Hint: Gebruik het persoonlijke voornaamwoord voor “zij” (mannelijk meervoud) als onderwerp.)
6. *Jo* visc a Barcelona. (Hint: Gebruik het persoonlijke voornaamwoord voor “ik” als onderwerp.)
7. *Ella* llegeix un llibre interessant. (Hint: Gebruik het persoonlijke voornaamwoord voor “zij” (enkelvoud) als onderwerp.)
8. *Nosaltres* escrivim una carta. (Hint: Gebruik het persoonlijke voornaamwoord voor “wij” als onderwerp.)
9. *Tu* tens una bicicleta nova. (Hint: Gebruik het informele persoonlijke voornaamwoord voor “jij” als onderwerp.)
10. *Elles* estudien per l’examen. (Hint: Gebruik het vrouwelijke meervoud persoonlijke voornaamwoord voor “zij” als onderwerp.)

1. Veig *el* cada dia. (Hint: Gebruik het mannelijk enkelvoud lijdend voorwerp voor “hem”.)
2. La mare *la* crida ara. (Hint: Gebruik het vrouwelijk enkelvoud lijdend voorwerp voor “haar”.)
3. Nosaltres *us* escoltem atentament. (Hint: Gebruik het meervoud lijdend voornaamwoord voor “jullie”.)
4. Ell *em* ajuda amb els deures. (Hint: Gebruik het enkelvoud eerste persoon lijdend voornaamwoord voor “mij”.)
5. Els nens *ens* volen veure. (Hint: Gebruik het meervoud eerste persoon lijdend voornaamwoord voor “ons”.)
6. Jo *et* convido a la festa. (Hint: Gebruik het enkelvoud tweede persoon lijdend voornaamwoord voor “jou”.)
7. Tu *la* trobes a faltar. (Hint: Gebruik het vrouwelijk enkelvoud lijdend voornaamwoord voor “haar”.)
8. Ells *els* porten a l’escola. (Hint: Gebruik het mannelijk meervoud lijdend voornaamwoord voor “hen”.)
9. Nosaltres *et* veiem a la plaça. (Hint: Gebruik het enkelvoud tweede persoon lijdend voornaamwoord voor “jou”.)
10. La professora *em* pregunta. (Hint: Gebruik het enkelvoud eerste persoon lijdend voornaamwoord voor “mij”.)