1. Joana *està* estudiant per a l’examen. (Hint: Gebruik het hulpwerkwoord voor de tegenwoordige progressieve tijd.)
2. Nosaltres *som* molt feliços avui. (Hint: Gebruik het hulpwerkwoord ‘zijn’ in de tegenwoordige tijd.)
3. Ell *té* molta feina aquesta setmana. (Hint: Gebruik het hulpwerkwoord voor ‘hebben’ in de tegenwoordige tijd.)
4. Vosaltres *heu* acabat la tasca? (Hint: Gebruik het hulpwerkwoord voor voltooid tegenwoordige tijd.)
5. Jo *puc* ajudar-te amb els deures. (Hint: Gebruik het modale hulpwerkwoord voor ‘kunnen’ in de tegenwoordige tijd.)
6. Ells *estan* jugant a futbol ara mateix. (Hint: Gebruik het hulpwerkwoord voor de tegenwoordige progressieve tijd.)
7. Tú *ets* molt amable. (Hint: Gebruik het hulpwerkwoord ‘zijn’ in de tegenwoordige tijd.)
8. Nosaltres *tenim* una reunió a les cinc. (Hint: Gebruik het hulpwerkwoord voor ‘hebben’ in de tegenwoordige tijd.)
9. Ell *ha* vist la pel·lícula ja. (Hint: Gebruik het hulpwerkwoord voor voltooid tegenwoordige tijd.)
10. Jo *vull* anar a la festa aquesta nit. (Hint: Gebruik het modale hulpwerkwoord voor ‘willen’ in de tegenwoordige tijd.)

1. Ahir jo *vaig* estudiar tot tard. (Hint: Gebruik het hulpwerkwoord voor verleden tijd in de eerste persoon enkelvoud.)
2. Ells *eren* al parc quan vaig arribar. (Hint: Gebruik het hulpwerkwoord ‘zijn’ in de onvoltooide verleden tijd.)
3. Nosaltres *havíem* menjat abans d’anar al cine. (Hint: Gebruik het hulpwerkwoord voor voltooid verleden tijd.)
4. Tú *volies* sortir amb els amics dissabte passat. (Hint: Gebruik het modale hulpwerkwoord voor ‘willen’ in de verleden tijd.)
5. Vosaltres *vàreu* treballar molt durant la setmana. (Hint: Gebruik het hulpwerkwoord voor verleden tijd in de tweede persoon meervoud.)
6. Jo *podia* parlar català quan era petit. (Hint: Gebruik het modale hulpwerkwoord voor ‘kunnen’ in de verleden tijd.)
7. Ell *estava* cansat després de la caminada. (Hint: Gebruik het hulpwerkwoord ‘zijn’ in de onvoltooide verleden tijd.)
8. Nosaltres *vam* visitar Barcelona l’any passat. (Hint: Gebruik het hulpwerkwoord voor verleden tijd in de eerste persoon meervoud.)
9. Ells *havien* comprat els bitllets anticipadament. (Hint: Gebruik het hulpwerkwoord voor voltooid verleden tijd.)
10. Jo *vaig* començar a treballar a les vuit. (Hint: Gebruik het hulpwerkwoord voor verleden tijd in de eerste persoon enkelvoud.)