Oefening 1: Verleden tijd in het Armeens
2. Vorige week *գնացի* we naar het park. (Hint: verleden tijd van «gaan»)
3. Hij *գրեց* een brief aan zijn moeder. (Hint: verleden tijd van «schrijven»)
4. Zij *սիրեց* dat lied heel erg. (Hint: verleden tijd van «houden van»)
5. Wij *տեսանք* een mooie film gisteren. (Hint: verleden tijd van «zien»)
6. Jullie *խոսեցիք* te lang tijdens de les. (Hint: verleden tijd van «spreken»)
7. Ik *աշխատեցի* hard vorige maand. (Hint: verleden tijd van «werken»)
8. De kinderen *խաղացին* buiten in de tuin. (Hint: verleden tijd van «spelen»)
9. Zij *ուտեց* snel haar lunch. (Hint: verleden tijd van «eten»)
10. Jij *գնահատեցիր* zijn hulp. (Hint: verleden tijd van «waarderen»)
Oefening 2: Toekomende tijd in het Armeens
2. Volgende week *կկարդամ* ik dat boek. (Hint: toekomende tijd van «lezen»)
3. Zij *կգրի* een e-mail straks. (Hint: toekomende tijd van «schrijven»)
4. Wij *կգնանք* samen op reis volgende maand. (Hint: toekomende tijd van «gaan»)
5. Jij *կխոսես* met de leraar morgen. (Hint: toekomende tijd van «spreken»)
6. De kinderen *կխաղան* in het park later. (Hint: toekomende tijd van «spelen»)
7. Ik *կաշխատեմ* aan dat project volgende week. (Hint: toekomende tijd van «werken»)
8. Jullie *կուտեք* samen in het restaurant. (Hint: toekomende tijd van «eten»)
9. Hij *կսիրի* die film binnenkort. (Hint: toekomende tijd van «houden van»)
10. Wij *կտեսնենք* elkaar morgen. (Hint: toekomende tijd van «zien»)