Oefening 1: Voltooid verleden tijd met regelmatige werkwoorden
2. Jij *գրել էիր* een brief geschreven (gebruik de vorm van ‘schrijven’ in voltooid verleden tijd).
3. Hij *կարդացել էր* het boek gelezen (gebruik de vorm van ‘lezen’ in voltooid verleden tijd).
4. Wij *աշխատել էինք* hard gewerkt (gebruik de vorm van ‘werken’ in voltooid verleden tijd).
5. Jullie *ծառայել էիք* in het park gelopen (gebruik de vorm van ‘wandelen’ in voltooid verleden tijd).
6. Zij *սովորել էին* veel gestudeerd (gebruik de vorm van ‘studeren’ in voltooid verleden tijd).
7. Ik *լսել էի* het nieuws gehoord (gebruik de vorm van ‘horen’ in voltooid verleden tijd).
8. Jij *խոսել էիր* met de leraar gesproken (gebruik de vorm van ‘spreken’ in voltooid verleden tijd).
9. Hij *համբուրել էր* zijn moeder gekust (gebruik de vorm van ‘kussen’ in voltooid verleden tijd).
10. Wij *գնացել էինք* naar de markt gegaan (gebruik de vorm van ‘gaan’ in voltooid verleden tijd).
Oefening 2: Voltooid verleden tijd met onregelmatige werkwoorden
2. Jij *տալ էիր* het cadeau gegeven (let op onregelmatige vervoeging van ‘geven’).
3. Hij *անել էր* zijn huiswerk gedaan (let op onregelmatige vervoeging van ‘doen’).
4. Wij *տեսել էինք* de film gezien (let op onregelmatige vervoeging van ‘zien’).
5. Jullie *գալ էիք* te laat gekomen (let op onregelmatige vervoeging van ‘komen’).
6. Zij *տարել էին* het pakket gebracht (let op onregelmatige vervoeging van ‘brengen’).
7. Ik *գիտեր էի* het antwoord geweten (let op onregelmatige vervoeging van ‘weten’).
8. Jij *նստել էիր* op de stoel gezeten (let op onregelmatige vervoeging van ‘zitten’).
9. Hij *մեռել էր* overleden (let op onregelmatige vervoeging van ‘sterven’).
10. Wij *լացել էինք* gehuild (let op onregelmatige vervoeging van ‘huilen’).