1. Het boek *читает* (wordt gelezen) door de student.
2. De brieven *пишутся* (worden geschreven) door de leraren.
3. De kamers *убираются* (worden schoongemaakt) door het personeel.
4. De taarten *печутся* (worden gebakken) in de keuken.
5. De planten *поливаются* (worden water gegeven) elke dag.
6. De fouten *исправляются* (worden verbeterd) door de docent.
7. De vragen *отвечаются* (worden beantwoord) door de studenten.
8. De vergaderingen *проводятся* (worden gehouden) elke week.
9. De documenten *подписываются* (worden ondertekend) door de directeur.
10. De lessen *планируются* (worden gepland) door de school.

1. De brief *был написан* (werd geschreven) door Anna.
2. Het huis *было построено* (werd gebouwd) vorig jaar.
3. De maaltijd *была приготовлена* (werd klaargemaakt) door mijn moeder.
4. De film *была просмотрена* (werd bekeken) door veel mensen.
5. De taak *была выполнена* (werd voltooid) op tijd.
6. Het cadeau *было подарено* (werd gegeven) aan de leraar.
7. De vragen *были заданы* (werden gesteld) door de studenten.
8. De schilderijen *были нарисованы* (werden geschilderd) door beroemde kunstenaars.
9. Het rapport *было подготовлено* (werd voorbereid) door het team.
10. De stoelen *были переставлены* (werden verplaatst) naar de andere kamer.