1. Вона дивиться на *себе* у дзеркалі. (Hint: Gebruik het reflexieve voornaamwoord voor ‘haarzelf’.)
2. Я піклуюсь про *себе*. (Hint: Reflexief voornaamwoord voor ‘mijzelf’.)
3. Вони готують вечерю для *себе*. (Hint: Meervoud, ‘zichzelf’ in meervoudsvorm.)
4. Ти повинен захищати *себе*. (Hint: Jij, reflexief voornaamwoord voor ‘jezelf’.)
5. Ми бачимо *себе* у фотографії. (Hint: Wij, reflexief voornaamwoord voor ‘onszelf’.)
6. Він розмовляє з *собою*. (Hint: Reflexief voornaamwoord in de instrumentalis, ‘zichzelf’.)
7. Вона не довіряє *собі*. (Hint: Reflexief voornaamwoord in de dativus, ‘haarzelf’.)
8. Ти повинен пам’ятати про *себе*. (Hint: Reflexief voornaamwoord in accusativus, ‘jezelf’.)
9. Ми радіємо *собі* після перемоги. (Hint: Reflexief voornaamwoord in dativus, ‘onszelf’.)
10. Вони сумують за *собою*. (Hint: Reflexief voornaamwoord in instrumentalis, ‘zichzelf’.)

1. Він *себе* любить більше за інших. (Hint: Reflexief voornaamwoord benadrukt het onderwerp ‘hij’.)
2. Ми часто думаємо про *себе*. (Hint: Reflexief voornaamwoord in accusativus, ‘onszelf’.)
3. Ти повинен піклуватися про *себе*. (Hint: Reflexief voornaamwoord na voorzetsel ‘про’.)
4. Вона бачить *себе* у дзеркалі. (Hint: Reflexief voornaamwoord als lijdend voorwerp.)
5. Вони говорять про *себе* багато. (Hint: Reflexief voornaamwoord na voorzetsel ‘про’.)
6. Я слухаю *себе* уважно. (Hint: Reflexief voornaamwoord als lijdend voorwerp.)
7. Ти іноді критикуєш *себе*. (Hint: Reflexief voornaamwoord als lijdend voorwerp.)
8. Ми підтримуємо *себе* у важкі часи. (Hint: Reflexief voornaamwoord als lijdend voorwerp.)
9. Вона ображає *себе* сама. (Hint: Reflexief voornaamwoord benadrukt het onderwerp.)
10. Вони навчаються допомагати *собі* і іншим. (Hint: Reflexief voornaamwoord in dativus, ‘zichzelf’.)