Oefening 1: Positie van bijvoeglijke naamwoorden
2. Ik heb een *livro* interessante gelezen. (Bijvoeglijk naamwoord volgt meestal het zelfstandig naamwoord)
3. Zij dragen een *camisa* vermelha vandaag. (Let op de volgorde: zelfstandig naamwoord + bijvoeglijk naamwoord)
4. We hebben een *filme* divertido gezien. (Bijvoeglijk naamwoord komt na het zelfstandig naamwoord)
5. Dit is een *praia* famosa in Portugal. (Plaats het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord)
6. Hij koopt een *carro* novo. (Bijvoeglijk naamwoord volgt het zelfstandig naamwoord)
7. De *cidade* antiga heeft veel charme. (Let op de volgorde van de woorden)
8. Zij hebben een *gato* preto als huisdier. (Bijvoeglijk naamwoord na het zelfstandig naamwoord)
9. Wij bezoeken een *museu* interessante morgen. (Plaats het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord)
10. Het is een *jardim* bonito in de buurt. (Let op de positie van het bijvoeglijk naamwoord)
Oefening 2: Positie van persoonlijke voornaamwoorden en werkwoorden
2. Jij *fala* heel goed Spaans. (Werkwoord volgt het onderwerp)
3. Zij *está* thuis vandaag. (Werkwoord komt na het onderwerp)
4. Wij *moramos* in Amsterdam. (Persoonlijk voornaamwoord + werkwoord)
5. Jullie *têm* veel boeken. (Plaats het werkwoord na het onderwerp)
6. Hij *gosta* van muziek. (Persoonlijk voornaamwoord + werkwoord)
7. Jij *precisa* hulp? (Werkwoord volgt het onderwerp)
8. Zij *vêm* morgen naar het feest. (Plaats het werkwoord achter het onderwerp)
9. Ik *quero* een koffie. (Persoonlijk voornaamwoord + werkwoord)
10. Wij *somos* vrienden sinds lang. (Werkwoord volgt het onderwerp)