Oefening 1: Presente of Perfeito – Dagelijkse Activiteiten
2. Ontem, eu *trabalhei* até tarde para terminar o projeto. (Gebruik de voltooid verleden tijd voor een afgeronde actie in het verleden)
3. Ela *estuda* português na escola agora. (Tegenwoordige tijd, iets wat nu gebeurt)
4. Nós *estudamos* para o exame na semana passada. (Voltooid verleden tijd, afgeronde actie in verleden)
5. Você sempre *come* frutas no café da manhã. (Tegenwoordige tijd voor gewoonte)
6. Eles *comeram* no restaurante italiano ontem à noite. (Voltooid verleden tijd voor een specifieke gebeurtenis)
7. Eu *vou* ao mercado todos os sábados. (Tegenwoordige tijd, regelmatige actie)
8. Ela *foi* ao mercado ontem para comprar legumes. (Voltooid verleden tijd, afgeronde actie)
9. Nós *assistimos* a filmes aos domingos. (Tegenwoordige tijd voor herhaling)
10. Eles *assistiram* a um filme no cinema na sexta-feira passada. (Voltooid verleden tijd, specifieke gebeurtenis)
Oefening 2: Presente of Perfeito – Beschrijven van Gebeurtenissen
2. No verão passado, eu *viajei* para o Brasil com minha família. (Voltooid verleden tijd, afgeronde gebeurtenis)
3. Ele *fala* três línguas fluentemente. (Tegenwoordige tijd, feit of gewoonte)
4. Na festa, ele *falou* com todos os convidados. (Voltooid verleden tijd, specifieke actie)
5. Nós *moramos* em Lisboa atualmente. (Tegenwoordige tijd, huidige situatie)
6. Eles *moraram* em Lisboa por dois anos antes de se mudarem. (Voltooid verleden tijd, afgeronde periode)
7. Você *lê* muitos livros durante o ano. (Tegenwoordige tijd, gewoonte)
8. Ela *leu* aquele livro ontem à noite. (Voltooid verleden tijd, specifieke gebeurtenis)
9. Eu *escrevo* e-mails todos os dias no trabalho. (Tegenwoordige tijd, regelmatige actie)
10. Ontem, eu *escrevi* uma carta para meu amigo. (Voltooid verleden tijd, afgeronde actie)