1. Wanneer ik naar de klant ga, zeg ik altijd: お客様のところに*参ります*。 (Gebruik de humble vorm van 行く)
2. Morgen *伺います* ik naar uw kantoor. (Gebruik de humble vorm van 行く)
3. Ik *参ります* naar de vergadering om 10 uur. (Gebruik de humble vorm van 行く)
4. Als ik een vraag heb, *伺います* ik het aan mijn leraar. (Gebruik de humble vorm van 聞く)
5. Vanmiddag *伺います* ik bij u thuis. (Gebruik de humble vorm van 行く)
6. Wanneer ik u bezoek, *参ります* ik altijd op tijd. (Gebruik de humble vorm van 行く)
7. Voor het interview *伺います* ik het bedrijf. (Gebruik de humble vorm van 行く)
8. Ik *参ります* naar de fabriek om het product te controleren. (Gebruik de humble vorm van 行く)
9. Bij vragen *伺います* ik altijd aan de verantwoordelijke. (Gebruik de humble vorm van 聞く)
10. Als ik iets wil weten, *伺います* ik het netjes. (Gebruik de humble vorm van 聞く)

1. Ik *いたします* altijd mijn werk met zorg. (Gebruik de humble vorm van する)
2. Voor u zal ik het document *差し上げます*. (Gebruik de humble vorm van あげる)
3. Wij *いたします* ons best om te helpen. (Gebruik de humble vorm van する)
4. Mag ik u iets *差し上げます*? (Gebruik de humble vorm van あげる)
5. Ik *いたします* een voorstel voor verbetering. (Gebruik de humble vorm van する)
6. Het cadeau zal ik u persoonlijk *差し上げます*. (Gebruik de humble vorm van あげる)
7. Wij *いたします* altijd de betaling op tijd. (Gebruik de humble vorm van する)
8. Het rapport zal ik u morgen *差し上げます*. (Gebruik de humble vorm van あげる)
9. Voor dit project *いたします* ik veel onderzoek. (Gebruik de humble vorm van する)
10. Ik *差し上げます* u graag een exemplaar van het boek. (Gebruik de humble vorm van あげる)