1. Ik *tabemasen* sushi. (Hint: Gebruik de negatieve vorm van het werkwoord 食べる (taberu) – eten.)
2. Jij *ikimasen* naar school. (Hint: Gebruik de negatieve vorm van het werkwoord 行く (iku) – gaan.)
3. Hij *mimasen* televisie. (Hint: Gebruik de negatieve vorm van het werkwoord 見る (miru) – kijken.)
4. Wij *shimasen* sport. (Hint: Gebruik de negatieve vorm van het werkwoord する (suru) – doen.)
5. Jullie *kikimasen* muziek. (Hint: Gebruik de negatieve vorm van het werkwoord 聞く (kiku) – luisteren.)
6. Zij *kakimasen* brieven. (Hint: Gebruik de negatieve vorm van het werkwoord 書く (kaku) – schrijven.)
7. Ik *nomimasen* koffie. (Hint: Gebruik de negatieve vorm van het werkwoord 飲む (nomu) – drinken.)
8. Jij *arimasen* een boek thuis. (Hint: Gebruik de negatieve vorm van het werkwoord ある (aru) – er is/hebben, voor levenloze dingen.)
9. Hij *imasen* een hond. (Hint: Gebruik de negatieve vorm van het werkwoord いる (iru) – er is/hebben, voor levende wezens.)
10. Wij *hanashimasen* Japans. (Hint: Gebruik de negatieve vorm van het werkwoord 話す (hanasu) – spreken.)

1. Deze appel is *oishikunai*. (Hint: Gebruik de negatieve vorm van het i-adjectief 美味しい (oishii) – lekker.)
2. Het weer is vandaag *samukunai*. (Hint: Gebruik de negatieve vorm van het i-adjectief 寒い (samui) – koud.)
3. Deze kamer is *kireijanai*. (Hint: Gebruik de negatieve vorm van het na-adjectief きれい (kirei) – schoon/mooi.)
4. Zij is *kawaiijanai*. (Hint: Gebruik de negatieve vorm van het na-adjectief かわいい (kawaii) – schattig.)
5. Dit boek is *omoshiroku nai*. (Hint: Gebruik de negatieve vorm van het i-adjectief 面白い (omoshiroi) – interessant/leuk.)
6. De film was *tanoshikunakatta*. (Hint: Gebruik de verleden negatieve vorm van het i-adjectief 楽しい (tanoshii) – leuk.)
7. Het is *benrikunai* om met de bus te gaan. (Hint: Gebruik de negatieve vorm van het na-adjectief 便利 (benri) – handig.)
8. Deze kat is *kawaiikunai*. (Hint: Gebruik de negatieve vorm van het i-adjectief かわいい (kawaii) – schattig.)
9. Hij is geen *sensei*. (Hint: Gebruik de negatieve vorm van zelfstandige naamwoorden met じゃない.)
10. Dat is geen *kuruma*. (Hint: Gebruik de negatieve vorm van zelfstandige naamwoorden met じゃない.)