1. 他 *被* 老师表扬了. (Hint: Gebruik “被” om aan te geven dat hij door de leraar geprezen wordt.)
2. 这本书 *被* 学生们借走了. (Hint: Gebruik “被” om te zeggen dat het boek door de studenten is geleend.)
3. 我的手机 *被* 小偷偷了. (Hint: Geef aan dat de telefoon door de dief gestolen is met “被”.)
4. 窗户 *被* 风吹开了. (Hint: Beschrijf dat het raam door de wind opengeblazen is met “被”.)
5. 这张照片 *被* 很多人喜欢. (Hint: Gebruik “被” om te tonen dat veel mensen de foto leuk vinden.)
6. 他的作业 *被* 老师检查了. (Hint: Zeg dat zijn huiswerk door de leraar gecontroleerd wordt met “被”.)
7. 饭 *被* 我吃完了. (Hint: Maak duidelijk dat het eten door mij opgegeten is met “被”.)
8. 车 *被* 修理工修好了. (Hint: Gebruik “被” om te zeggen dat de auto door de monteur gerepareerd is.)
9. 门 *被* 弟弟关上了. (Hint: Zeg dat de deur door je broertje gesloten is met “被”.)
10. 这个问题 *被* 解决了. (Hint: Gebruik “被” om aan te geven dat het probleem opgelost is.)

1. 他的衣服 *被* 弟弟弄脏了. (Hint: Gebruik “被” om uit te drukken dat zijn kleren door zijn broertje vies gemaakt zijn.)
2. 会议 *被* 经理取消了. (Hint: Laat zien dat de vergadering door de manager geannuleerd is met “被”.)
3. 这个包裹 *被* 快递员送到了. (Hint: Zeg dat het pakket door de koerier is afgeleverd met “被”.)
4. 老师 *被* 学生们请客了. (Hint: Gebruik “被” om te zeggen dat de leraar door de studenten getrakteerd is.)
5. 这条路 *被* 修好了. (Hint: Beschrijf dat de weg gerepareerd is met “被”.)
6. 她的建议 *被* 采纳了. (Hint: Gebruik “被” om aan te geven dat haar voorstel is aangenomen.)
7. 电影票 *被* 卖完了. (Hint: Zeg dat de bioscooptickets uitverkocht zijn met “被”.)
8. 小猫 *被* 妈妈抱走了. (Hint: Laat zien dat het kitten door moeder meegenomen is met “被”.)
9. 文章 *被* 编辑修改了. (Hint: Gebruik “被” om te zeggen dat het artikel door de redacteur is aangepast.)
10. 他的名字 *被* 忘记了. (Hint: Zeg dat zijn naam vergeten is met “被”.)