1. 我*把*书放在桌子上了。 (Gebruik 把 om aan te geven dat het boek ergens is neergelegd.)
2. 他*把*门关上了。 (Gebruik 把 om aan te geven dat hij de deur dichtdeed.)
3. 妈妈*把*菜做好了。 (Gebruik 把 om aan te geven dat mama het eten klaarmaakte.)
4. 我*把*信写完了。 (Gebruik 把 om aan te geven dat ik de brief afmaakte.)
5. 老师*把*作业收走了。 (Gebruik 把 om aan te geven dat de leraar het huiswerk ophaalde.)
6. 他*把*电脑修好了。 (Gebruik 把 om aan te geven dat hij de computer repareerde.)
7. 我们*把*房间打扫干净了。 (Gebruik 把 om aan te geven dat wij de kamer schoonmaakten.)
8. 她*把*杯子打碎了。 (Gebruik 把 om aan te geven dat zij de beker brak.)
9. 爸爸*把*车停在门口了。 (Gebruik 把 om aan te geven dat papa de auto parkeerde.)
10. 我*把*照片打印出来了。 (Gebruik 把 om aan te geven dat ik de foto afdrukte.)

1. 请你*把*窗户打开，好让空气流通。 (Gebruik 把 om te vragen het raam te openen.)
2. 他*把*问题解释得很清楚。 (Gebruik 把 om aan te geven dat hij het probleem duidelijk uitlegde.)
3. 我们*把*计划改了一下。 (Gebruik 把 om aan te geven dat wij het plan wijzigden.)
4. 老师*把*学生们的作业批改完了。 (Gebruik 把 om aan te geven dat de leraar het huiswerk verbeterde.)
5. 她*把*衣服洗干净了。 (Gebruik 把 om aan te geven dat zij de kleren schoonmaakte.)
6. 他*把*手机放在桌子上了。 (Gebruik 把 om aan te geven dat hij de telefoon op tafel legde.)
7. 妈妈*把*晚饭做好了。 (Gebruik 把 om aan te geven dat mama het avondeten klaarmaakte.)
8. 我*把*钥匙忘在家里了。 (Gebruik 把 om aan te geven dat ik de sleutel thuis vergat.)
9. 他们*把*问题解决了。 (Gebruik 把 om aan te geven dat zij het probleem oplosten.)
10. 你*把*文件打印出来了吗？ (Gebruik 把 om te vragen of je het document hebt afgedrukt.)