1. Zij is niet een student. (Gebruik van ‘laysa’ voor vrouwelijke enkelvoud.) De juiste vorm is *laysat*.
2. Hij is niet een leraar. (Gebruik van ‘laysa’ voor mannelijke enkelvoud.) De juiste vorm is *laysa*.
3. Ik ben niet moe. (Gebruik van ‘laysa’ voor eerste persoon enkelvoud.) De juiste vorm is *laysa*.
4. Dit is niet een boek. (Gebruik van ‘laysa’ voor onzijdig enkelvoud.) De juiste vorm is *laysa*.
5. Zij is niet gelukkig. (Vrouwelijk enkelvoud, ontkenning.) De juiste vorm is *laysat*.
6. Hij is niet ziek. (Mannelijk enkelvoud, ontkenning.) De juiste vorm is *laysa*.
7. Ik ben niet boos. (Eerste persoon enkelvoud, ontkenning.) De juiste vorm is *laysa*.
8. Dit is niet nieuw. (Onzijdig enkelvoud, ontkenning.) De juiste vorm is *laysa*.
9. Zij is niet thuis. (Vrouwelijk enkelvoud, ontkenning.) De juiste vorm is *laysat*.
10. Hij is niet druk. (Mannelijk enkelvoud, ontkenning.) De juiste vorm is *laysa*.

1. Zij zijn niet studenten. (Mannelijk meervoud.) De juiste vorm is *laysū*.
2. Zij zijn niet leraren. (Mannelijk meervoud.) De juiste vorm is *laysū*.
3. Zij zijn niet moe. (Vrouwelijk meervoud.) De juiste vorm is *laysna*.
4. Wij zijn niet blij. (Eerste persoon meervoud.) De juiste vorm is *laysnā*.
5. Zij zijn niet ziek. (Vrouwelijk meervoud.) De juiste vorm is *laysna*.
6. Jullie zijn niet thuis. (Mannelijk meervoud.) De juiste vorm is *laysū*.
7. Wij zijn niet druk. (Eerste persoon meervoud.) De juiste vorm is *laysnā*.
8. Zij zijn niet nieuw. (Vrouwelijk meervoud.) De juiste vorm is *laysna*.
9. Jullie zijn niet studenten. (Mannelijk meervoud.) De juiste vorm is *laysū*.
10. Zij zijn niet moe. (Vrouwelijk meervoud.) De juiste vorm is *laysna*.