1. Dit is de *mooiste* bloem van de tuin. (Hint: Gebruik de superlatief van ‘mooi’.)
2. Hij heeft de *snelste* auto van allemaal. (Hint: Superlatief van ‘snel’.)
3. Dit boek is het *interessantste* dat ik ooit gelezen heb. (Hint: Superlatief van ‘interessant’.)
4. Zij woont in het *grootste* huis van de straat. (Hint: Superlatief van ‘groot’.)
5. Dit is de *lekkerste* taart die ik ooit heb geproefd. (Hint: Superlatief van ‘lekker’.)
6. De *oudste* boom staat in het park. (Hint: Superlatief van ‘oud’.)
7. Vandaag is het de *warmste* dag van het jaar. (Hint: Superlatief van ‘warm’.)
8. Hij is de *sterkste* jongen in de klas. (Hint: Superlatief van ‘sterk’.)
9. Dat was de *duurste* film die we hebben gezien. (Hint: Superlatief van ‘duur’.)
10. Dit is de *schoonste* stad die ik ooit heb bezocht. (Hint: Superlatief van ‘schoon’.)

1. Dit is het *beste* restaurant in de stad. (Hint: Onregelmatige superlatief van ‘goed’.)
2. Hij is de *jongste* speler van het team. (Hint: Onregelmatige superlatief van ‘jong’.)
3. Zij heeft het *minst* geld van iedereen. (Hint: Superlatief van ‘weinig’ in de negatieve vorm.)
4. Dit is het *meest* interessante museum in Nederland. (Hint: Superlatief van ‘interessant’ met ‘meest’ bij langere woorden.)
5. Dat was de *slechtste* dag van mijn leven. (Hint: Onregelmatige superlatief van ‘slecht’.)
6. Hij is de *hoogste* berg van het land. (Hint: Onregelmatige superlatief van ‘hoog’.)
7. Zij heeft de *meeste* vrienden op school. (Hint: Superlatief van ‘veel’ in positieve vorm.)
8. Dit is de *langste* rivier van Europa. (Hint: Onregelmatige superlatief van ‘lang’.)
9. Dit is het *meest* gebruikte woord in de tekst. (Hint: Superlatief van ‘veel’ als bijwoord met ‘meest’.)
10. Dat is de *minste* fout die ik heb gemaakt. (Hint: Superlatief van ‘weinig’ in positieve betekenis.)