1. Ik hoop dat hij *komt* morgen. (Hint: Gebruik de subjunctief bij een wens of hoop)
2. Het is belangrijk dat zij *werkt* hard voor het examen. (Hint: Gebruik de subjunctief bij noodzaak)
3. Hij zegt dat hij *gaat* naar de markt. (Hint: Feitelijke mededeling, dus indicatief)
4. Als ik rijk *was*, zou ik een huis kopen. (Hint: Hypothetische situatie, gebruik subjunctief)
5. Wij weten dat de leraar *vertrekt* om vijf uur. (Hint: Feit, indicatief)
6. Het is mogelijk dat hij *heeft* gelijk. (Hint: Mogelijkheid, subjunctief)
7. Zij denkt dat het *regent* vandaag. (Hint: Feitelijke waarneming, indicatief)
8. Ik wens dat het *wordt* beter snel. (Hint: Wens, subjunctief)
9. Als jij *bent* klaar, kunnen we vertrekken. (Hint: Voorwaarde, indicatief)
10. Het lijkt alsof hij *zou komen* als hij tijd had. (Hint: Hypothetisch, subjunctief)

1. Het is noodzakelijk dat jij *doet* je huiswerk op tijd. (Hint: Noodzakelijkheid, subjunctief)
2. Wij geloven dat hij *is* de beste kandidaat. (Hint: Geloof als feit, indicatief)
3. Ik zou willen dat zij *kan* spreken beter Nederlands. (Hint: Wens, subjunctief)
4. Hij merkt dat de trein *komt* te laat. (Hint: Feit, indicatief)
5. Als het *zou regenen*, blijven wij thuis. (Hint: Voorwaarde, subjunctief)
6. Zij zegt dat ze *wacht* op jou. (Hint: Feitelijke mededeling, indicatief)
7. Het is jammer dat hij niet *is* gekomen. (Hint: Uitdrukking van spijt, subjunctief)
8. Wij hopen dat het weer *wordt* beter volgende week. (Hint: Hoop, subjunctief)
9. Jij weet dat hij altijd *spreekt* eerlijk. (Hint: Feit, indicatief)
10. Als ik meer tijd *had*, zou ik vaker studeren. (Hint: Hypothetisch, subjunctief)