Oefening 1: Voltooid verleden tijd (plusquamperfectum)
2. Wij *hadden* het boek al gelezen voordat de les begon. (Gebruik de juiste vorm van ‘hebben’ in de voltooid verleden tijd)
3. Zij *waren* naar huis gegaan voordat het begon te regenen. (Gebruik de juiste vorm van ‘zijn’ in de voltooid verleden tijd)
4. Jij *had* het antwoord al gegeven toen de leraar vroeg. (Gebruik de juiste vorm van ‘hebben’ in de voltooid verleden tijd)
5. De kinderen *hadden* al gegeten toen hun ouders thuiskwamen. (Gebruik de juiste vorm van ‘hebben’ in de voltooid verleden tijd)
6. Hij *was* al naar bed gegaan toen het telefoontje kwam. (Gebruik de juiste vorm van ‘zijn’ in de voltooid verleden tijd)
7. Wij *hadden* de film al gezien voordat hij op televisie kwam. (Gebruik de juiste vorm van ‘hebben’ in de voltooid verleden tijd)
8. Jullie *waren* al weg toen het feestje begon. (Gebruik de juiste vorm van ‘zijn’ in de voltooid verleden tijd)
9. De leraar *had* de toets al nagekeken voordat de leerlingen binnenkwamen. (Gebruik de juiste vorm van ‘hebben’ in de voltooid verleden tijd)
10. Zij *waren* al getrouwd toen ze naar Nederland verhuisden. (Gebruik de juiste vorm van ‘zijn’ in de voltooid verleden tijd)
Oefening 2: Subjunctief (aanvoegende wijs)
2. Het is belangrijk dat zij *wees* voorzichtig met de documenten. (Gebruik de aanvoegende wijs bij een bevel of wens)
3. Moge het *vandaag* niet regenen tijdens het feest. (Gebruik de aanvoegende wijs om een wens uit te drukken)
4. Ik verzoek dat u *zou* luisteren naar mijn verhaal. (Gebruik de aanvoegende wijs in een formele verzoekvorm)
5. Het is wenselijk dat hij *blijve* op zijn post tot het einde van de dag. (Gebruik de aanvoegende wijs in een formele context)
6. Zij vraagt dat ik *kom* naar het overleg. (Gebruik de aanvoegende wijs na ‘vraagt dat’)
7. Moge hij *gezond* blijven in het nieuwe jaar. (Gebruik de aanvoegende wijs om een wens uit te drukken)
8. Het is noodzakelijk dat iedereen *doe* wat er gevraagd wordt. (Gebruik de aanvoegende wijs in een noodzakelijke situatie)
9. Ik stel voor dat jij *neem* het initiatief in dit project. (Gebruik de aanvoegende wijs in een voorstel)
10. Het is goed dat zij *spreek* openlijk over haar mening. (Gebruik de aanvoegende wijs na een waardeoordeel)