Oefening 1: Verleden tijd van de subjunctief bij wensen en hypothetische situaties
2. Het was jammer dat zij niet *ging* naar het feest. (Verleden tijd van gaan in de subjunctief)
3. Als hij maar *had* geweten wat er gebeurde! (Verleden tijd van hebben in de subjunctief)
4. Zij wenste dat hij haar *zag* toen ze binnenliep. (Verleden tijd van zien in de subjunctief)
5. Het leek alsof hij dat nooit *zei*. (Verleden tijd van zeggen in de subjunctief)
6. Ik hoopte dat jij *bleef* bij het plan. (Verleden tijd van blijven in de subjunctief)
7. Als wij maar eerder *vertrokken* waren! (Verleden tijd van vertrekken in de subjunctief)
8. Hij deed alsof hij het niet *wist*. (Verleden tijd van weten in de subjunctief)
9. Zou het kunnen dat zij het jou *vroeg*? (Verleden tijd van vragen in de subjunctief)
10. Het was belangrijk dat hij het werk *maakte* op tijd. (Verleden tijd van maken in de subjunctief)
Oefening 2: Verleden tijd van de subjunctief in voorwaardelijke zinnen
2. Als zij het nieuws *had* gehoord, zou ze anders hebben gereageerd. (Verleden tijd van hebben in de subjunctief)
3. Als hij maar niet zo laat *kwam*. (Verleden tijd van komen in de subjunctief)
4. Als wij meer tijd *hadden* gehad, waren we langer gebleven. (Verleden tijd van hebben in de subjunctief)
5. Hij zou blij zijn als jij hem *begreep*. (Verleden tijd van begrijpen in de subjunctief)
6. Als jij dat boek *las*, zou je het beter begrijpen. (Verleden tijd van lezen in de subjunctief)
7. Als zij harder *werkte*, zou ze de baan krijgen. (Verleden tijd van werken in de subjunctief)
8. Als ik jou *was*, zou ik het anders aanpakken. (Verleden tijd van zijn in de subjunctief)
9. Als hij eerder *zei* wat er aan de hand was, hadden we hem kunnen helpen. (Verleden tijd van zeggen in de subjunctief)
10. Als wij dat voorstel *namen*, zou alles veranderen. (Verleden tijd van nemen in de subjunctief)