1. Deze auto is *sneller* dan die fiets. (vertailumuoto adjektiivista snel)
2. Mijn huis is *groter* dan jouw huis. (vertailumuoto adjektiivista groot)
3. Deze kamer is *lichter* dan de andere kamer. (vertailumuoto adjektiivista licht)
4. Hij is *sterker* dan zijn broer. (vertailumuoto adjektiivista sterk)
5. Dit boek is *interessanter* dan dat boek. (vertailumuoto adjektiivista interessant)
6. Zij werkt *harder* dan haar collega. (vertailumuoto adverbista hard)
7. De appel is *zoeter* dan de peer. (vertailumuoto adjektiivista zoet)
8. Dit probleem is *makkelijker* op te lossen dan het vorige. (vertailumuoto adjektiivista makkelijk)
9. De trein is *sneller* dan de bus. (vertailumuoto adjektiivista snel)
10. Dit examen was *moeilijker* dan het examen vorig jaar. (vertailumuoto adjektiivista moeilijk)

1. Dit is de *grootste* stad van Nederland. (superlatiivimuoto adjektiivista groot)
2. Zij is de *slimste* leerling van de klas. (superlatiivimuoto adjektiivista slim)
3. Dit is het *beste* restaurant in de stad. (epäsäännöllinen superlatiivimuoto van goed)
4. Hij heeft de *snelste* auto van allemaal. (superlatiivimuoto adjektiivista snel)
5. Dit is de *mooiste* bloem in de tuin. (superlatiivimuoto adjektiivista mooi)
6. Het is de *oudste* boom in het park. (superlatiivimuoto adjektiivista oud)
7. Zij woont in het *hoogste* gebouw van de stad. (superlatiivimuoto adjektiivista hoog)
8. Dit is het *nieuwste* model van de telefoon. (superlatiivimuoto adjektiivista nieuw)
9. Dat was de *langste* film die ik ooit heb gezien. (superlatiivimuoto adjektiivista lang)
10. Hij is de *vriendelijkste* persoon die ik ken. (superlatiivimuoto adjektiivista vriendelijk)