Framtida perfekta tempus – Övning 1
2. Over een uur *zal zij haar huiswerk gemaakt hebben* (framtida perfekt av ”maken” – att göra).
3. Volgend jaar *zal hij zijn diploma behaald hebben* (framtida perfekt av ”behalen” – att erhålla).
4. Tegen die tijd *zal jij de film gezien hebben* (framtida perfekt av ”zien” – att se).
5. Binnen een maand *zal het project afgerond zijn* (framtida perfekt av ”afronden” – att avsluta).
6. Over twee weken *zal ik mijn nieuwe baan begonnen zijn* (framtida perfekt av ”beginnen” – att börja).
7. Tegen zondag *zal zij alle taken voltooid hebben* (framtida perfekt av ”voltooien” – att fullborda).
8. Binnen vijf jaar *zal hij een huis gekocht hebben* (framtida perfekt av ”kopen” – att köpa).
9. Over een paar minuten *zal de vergadering begonnen zijn* (framtida perfekt av ”beginnen” – att börja).
10. Tegen het einde van de dag *zal ik mijn rapport geschreven hebben* (framtida perfekt av ”schrijven” – att skriva).
Framtida perfekta tempus – Övning 2
2. Over drie maanden *zal zij het examen afgelegd hebben* (framtida perfekt av ”afleggen” – att göra, t.ex. ett prov).
3. Tegen middernacht *zal hij zijn werk beëindigd hebben* (framtida perfekt av ”beëindigen” – att avsluta).
4. Binnen een jaar *zal jij de stad verkend hebben* (framtida perfekt av ”verkennen” – att utforska).
5. Over vijf minuten *zal de trein vertrokken zijn* (framtida perfekt av ”vertrekken” – att avgå).
6. Tegen volgende maand *zal ik mijn studie afgerond hebben* (framtida perfekt av ”afronden” – att avsluta).
7. Binnen twee dagen *zal zij haar pakket ontvangen hebben* (framtida perfekt av ”ontvangen” – att ta emot).
8. Over een paar uur *zal hij het probleem opgelost hebben* (framtida perfekt av ”oplossen” – att lösa).
9. Tegen het weekend *zal jij je plannen veranderd hebben* (framtida perfekt av ”veranderen” – att ändra).
10. Binnen tien jaar *zal ik een nieuwe taal geleerd hebben* (framtida perfekt av ”leren” – att lära sig).