Exercícios de Past Perfect para gramática holandesa – Parte 1
2. Wij *hadden* het boek al gelezen voordat de les begon. (Dica: verbo “hebben” no passado perfeito + particípio passado)
3. Zij *had* de deur al gesloten toen het begon te regenen. (Dica: ação concluída antes de outra no passado)
4. Jullie *hadden* al naar de film gekeken voordat ik arriveerde. (Dica: “hadden” + particípio passado para plural)
5. Ik *had* mijn huiswerk afgemaakt voordat ik ging slapen. (Dica: verbo auxiliar “had” usado com particípio passado)
6. De trein *had* al vertrokken toen wij op het station aankwamen. (Dica: ação anterior no passado com “had” + particípio)
7. Hij *had* zijn jas aan toen hij de kamer binnenkwam. (Dica: ação concluída antes da segunda no passado)
8. Wij *hadden* het nieuws gehoord voordat de vergadering begon. (Dica: estrutura Past Perfect para indicar ação anterior)
9. Zij *had* al haar spullen gepakt voordat ze vertrok. (Dica: verbo “hebben” no Past Perfect com particípio passado)
10. Jullie *hadden* de opdracht al gemaakt toen de leraar het vroeg. (Dica: Past Perfect com “hadden” para ações anteriores)
Exercícios de Past Perfect para gramática holandesa – Parte 2
2. Wij *hadden* het eten al klaargemaakt toen de gasten arriveerden. (Dica: ação anterior com verbo auxiliar no passado)
3. Zij *had* haar werk al gedaan voordat ze naar huis ging. (Dica: Past Perfect indica ação terminada antes de outra)
4. Jullie *hadden* de documenten al ondertekend toen de vergadering begon. (Dica: “hadden” + particípio passado para plural)
5. Ik *had* mijn sleutel verloren voordat ik thuiskwam. (Dica: uso de Past Perfect para indicar ação anterior)
6. De kinderen *hadden* al gespeeld toen het begon te regenen. (Dica: verbo auxiliar no passado + particípio para ação anterior)
7. Hij *had* al geslapen voordat het alarm afging. (Dica: Past Perfect para indicar uma ação completada)
8. Wij *hadden* de presentatie al voorbereid voordat de vergadering begon. (Dica: verbo “hebben” no passado perfeito com particípio passado)
9. Zij *had* haar vriend gebeld voordat ze vertrok. (Dica: Past Perfect usado com verbo auxiliar “had”)
10. Jullie *hadden* het probleem besproken voordat de docent binnenkwam. (Dica: estrutura Past Perfect para ações anteriores)