Šťastný vs. Spokojený – Blij versus tevreden in het Tsjechisch

Nutný vs. Zbytečný – Noodzakelijk versus onnodig in het Tsjechisch

Odpočívat vs. Spát – Rusten versus slapen in het Tsjechisch

Peníze vs. Bohatství – Geld versus rijkdom in het Tsjechisch

Jednoduchý vs. Složitý – Eenvoudig versus ingewikkeld in het Tsjechisch

Koupat se vs. Sprchovat se – Baden versus douchen in het Tsjechisch

Sedět vs. Stát – Zitten versus staan ​​in het Tsjechisch

Cítit vs. Vonět – Ruiken versus geurig zijn in het Tsjechisch

Syn vs. Dcera – Zoon versus dochter in het Tsjechisch

Slabý vs. Zdravý – Zwak versus gezond in het Tsjechisch