Ga naar de inhoud
Aan de slag
Homepagina
Leren
Grammatica
Aanmelden
Login
Nederlands
English
Español
Français
Italiano
Deutsch
Svenska
Suomalainen
عربي
中文 (简体)
हिंदी
日本語
한국인
Português
Українська
Menu
Homepagina
Leren
Grammatica
Aanmelden
Login
Nederlands
English
Español
Français
Italiano
Deutsch
Svenska
Suomalainen
عربي
中文 (简体)
हिंदी
日本語
한국인
Português
Українська
Welke taal wil je leren?
Engels
Spaans
Frans
Italiaans
Duits
+52 meer
Welke taal wil je leren?
Engels
Spaans
Frans
Duits
Italiaans
+52 meer
Vocabulary Language: Deens
Arbejde vs. Lege – Werken versus spelen in het Deens
Bror vs. Søster – Broer/zustertermen in het Deens
Se vs. Kigge – Zien versus kijken in het Deens
Glad vs. Trist – Blij versus verdrietig in het Deens
Stor vs. Lille – Groot versus klein in het Deens
God vs. Dårlig – Goed versus slecht in Deense bijvoeglijke naamwoorden
Lære vs. Undervise – Leren versus lesgeven in het Deens
Gå vs. Komme – Gaan versus komen in het Deens
Være vs. Blive – “To Be” en “To Become” begrijpen in het Deens
Nood- en veiligheidsdeense woorden