Posao – Werk, baan. Dit woord verwijst naar een specifieke taak of beroep.
Imam novi posao u marketingu.
Kompanija – Bedrijf. Dit woord wordt gebruikt om een organisatie aan te duiden die goederen of diensten levert.
Radim u velikoj kompaniji koja se bavi tehnologijom.
Zaposleni – Werknemer. Dit woord verwijst naar iemand die voor een bedrijf werkt.
Naša kompanija ima preko sto zaposlenih.
Financiële termen
Budžet – Budget. Dit woord betekent het beschikbare bedrag dat voor een bepaald doel is toegewezen.
Moramo smanjiti troškove kako bismo ostali unutar budžeta.
Prihod – Inkomsten. Dit is het geld dat een bedrijf verdient door zijn activiteiten.
Prihod naše kompanije se povećao za 20% ove godine.
TroÅ¡ak – Kosten. Dit woord verwijst naar de uitgaven van een bedrijf.
Moramo pratiti sve troškove kako bismo bili profitabilni.
Management en organisatie
Menadžer – Manager. Dit is iemand die verantwoordelijk is voor het leiden van een team of afdeling.
Naš novi menadžer ima mnogo iskustva u industriji.
Tim – Team. Een groep mensen die samenwerkt om een gemeenschappelijk doel te bereiken.
Naš tim radi na razvoju novog proizvoda.
Sastanak – Vergadering. Een bijeenkomst van mensen om zaken te bespreken en beslissingen te nemen.
Imamo sastanak svakog ponedeljka ujutru.
Communicatie
Email – E-mail. Een digitaal bericht dat via internet wordt verzonden.
Poslaću vam email sa svim detaljima.
Telefon – Telefoon. Een apparaat voor het voeren van spraakcommunicatie.
Moram da obavim važan telefonski poziv.
IzveÅ¡taj – Rapport. Een gedetailleerd verslag van een situatie of activiteit.
Pripremamo izveštaj o prodaji za prošli mesec.
Marketing en verkoop
TržiÅ¡te – Markt. Een plek waar producten of diensten worden gekocht en verkocht.
Naša kompanija istražuje nova tržišta za naš proizvod.
Kupac – Klant. Iemand die producten of diensten koopt.
Važno je da slušamo potrebe naših kupaca.
Prodaja – Verkoop. De actie van het verkopen van producten of diensten.
Prodaja je porasla zahvaljujući novoj marketinškoj kampanji.
Juridische termen
Ugovor – Contract. Een wettelijk bindend document tussen twee of meer partijen.
Potpisali smo ugovor o partnerstvu.
Pravo – Recht. Het systeem van regels dat door een land of gemeenschap wordt erkend als regulerend gedrag.
Moramo osigurati da poštujemo sve zakone i prava.
Licenca – Licentie. Een officiële toestemming om iets te doen.
Naša kompanija je dobila licencu za rad u ovoj zemlji.
Projectmanagement
Projekat – Project. Een tijdelijke inspanning om een uniek product, dienst of resultaat te creëren.
Trenutno radimo na velikom IT projektu.
Rok – Deadline. De tijd waarop een taak of project voltooid moet zijn.
Moramo završiti ovaj zadatak pre roka.
Resursi – Middelen. De hulpmiddelen die nodig zijn om een project te voltooien.
Potrebni su nam dodatni resursi za ovaj projekat.
Technologie
Softver – Software. De programma’s en andere operationele informatie die door een computer worden gebruikt.
Kupili smo novi softver za upravljanje projektima.
Hardver – Hardware. De fysieke delen van een computer en gerelateerde apparaten.
Naš IT tim je zadužen za održavanje hardvera.
Internet – Internet. Het wereldwijde systeem van onderling verbonden computernetwerken.
Moramo imati stabilnu internet vezu za video konferencije.
Conclusie
Het beheersen van zakelijke woordenschat in het Servisch is cruciaal voor effectieve communicatie en succes in een professionele omgeving. Door deze woorden en hun toepassingen te leren, zult u beter voorbereid zijn om deel te nemen aan zakelijke gesprekken en uw professionele doelen te bereiken. Blijf oefenen en integreer deze termen in uw dagelijkse taalgebruik om uw vaardigheden verder te ontwikkelen.