Het leren van een nieuwe taal kan een uitdagende maar ook zeer lonende ervaring zijn. Een belangrijk onderdeel van het leren van een nieuwe taal is het uitbreiden van je woordenschat. Vandaag gaan we ons richten op de woordenschat voor weer en seizoenen in het Swahili. Dit zal je helpen om gesprekken te voeren over het weer, de seizoenen, en alles wat daarbij hoort.
Weer (Hali ya Hewa)
Jua – Zon. De zon is een ster die licht en warmte geeft aan de aarde.
Jua linaangaza leo.
Mvua – Regen. Water dat in druppels uit de lucht valt.
Mvua inanyesha sana leo.
Mawingu – Wolken. Een zichtbare massa van gecondenseerde waterdamp die in de atmosfeer zweeft.
Mawingu ni mazito leo.
Upepo – Wind. De natuurlijke beweging van de lucht, vooral in de vorm van een luchtstroom.
Upepo unavuma kwa nguvu.
Baridi – Koud. Lage temperatuur, tegenovergesteld aan warm.
Hali ya hewa ni baridi leo.
Joto – Warm. Hoge temperatuur, tegenovergesteld aan koud.
Leo kuna joto kali.
Theluji – Sneeuw. Bevroren neerslag die in de vorm van ijskristallen uit de lucht valt.
Theluji inaanguka mlimani.
Umeme – Bliksem. Een natuurlijke elektrische ontlading van korte duur en hoge spanning.
Umeme ulipiga jana usiku.
Radi – Donder. Het geluid dat wordt veroorzaakt door bliksem.
Radi ilisika baada ya umeme.
Unyevu – Vochtigheid. De hoeveelheid waterdamp aanwezig in de lucht.
Unyevu ni mwingi leo.
Seizoenen (Majira)
Majira ya joto – Zomer. Het warmste seizoen van het jaar.
Majira ya joto yanaanza mwezi wa Juni.
Majira ya baridi – Winter. Het koudste seizoen van het jaar.
Majira ya baridi yanaanza mwezi wa Desemba.
Majira ya machipuko – Lente. Het seizoen na de winter en vóór de zomer, waarin planten beginnen te groeien.
Majira ya machipuko yanaanza mwezi wa Machi.
Majira ya mapukutiko – Herfst. Het seizoen na de zomer en vóór de winter, waarin bladeren van bomen vallen.
Majira ya mapukutiko yanaanza mwezi wa Septemba.
Weersomstandigheden (Hali za Hewa)
Kimbunga – Orkaan. Een krachtige storm met zeer sterke winden.
Kimbunga kiliharibu nyumba nyingi.
Kimbunga cha mchanga – Zandstorm. Een storm waarbij veel zand en stof door de lucht wordt geblazen.
Kimbunga cha mchanga kilikuwa kikubwa.
Jua kali – Hittegolf. Een periode van uitzonderlijk hoge temperaturen.
Jua kali linaweza kuwa hatari.
Mvua ya mawe – Hagel. Neerslag in de vorm van kleine ijsklompjes.
Mvua ya mawe ilinyesha jana.
Ukungu – Mist. Een wolk van kleine waterdruppeltjes die dicht bij de grond hangt en het zicht vermindert.
Ukungu ni mzito asubuhi hii.
Thawabu za mvua – Regenboog. Een boog van kleuren die ontstaat door de breking en weerkaatsing van licht in waterdruppels.
Thawabu za mvua zinaonekana baada ya mvua.
Mvua za radi – Onweersbui. Een bui die gepaard gaat met bliksem en donder.
Mvua za radi zilikuwa kali jana.
Wingu zito – Donkere wolk. Een wolk die veel neerslag bevat en vaak regen aankondigt.
Wingu zito lilionekana angani.
Kipupwe – Vorst. Een periode waarin de temperatuur onder het vriespunt daalt.
Kipupwe kinaweza kuharibu mimea.
Furaha ya mvua – Regenvreugde. De vreugde die men ervaart tijdens of na een regenbui, vooral na een lange droge periode.
Watoto walicheza kwa furaha ya mvua.
Het leren van deze woorden zal je helpen om beter te communiceren over het weer en de seizoenen in het Swahili. Oefen regelmatig en probeer deze woorden in zinnen te gebruiken om je beheersing van de taal te verbeteren. Veel succes met je taalleerreis!