Noorwegen is een prachtig land met adembenemende landschappen en een rijke cultuur. Als je van plan bent om erheen te gaan of er al woont, is het handig om enkele basiswoorden en zinnen te leren die je in het dagelijks leven kunt gebruiken. Deze gids biedt een overzicht van veelvoorkomende Noorse woorden en zinnen, samen met hun definities en voorbeeldzinnen.
Groeten en basale uitdrukkingen
Hei – Hallo
Hei, hvordan går det?
Dit is een informele manier om hallo te zeggen. Je kunt het gebruiken in de meeste situaties.
Ha det – Tot ziens
Ha det, vi sees i morgen.
Dit betekent “tot ziens” en wordt vaak gebruikt als je afscheid neemt.
Takk – Dank je
Takk for hjelpen.
Dit is een eenvoudige manier om iemand te bedanken.
Vær så snill – Alsjeblieft
Kan du gi meg saltet, vær så snill?
Gebruik dit woord als je iets beleefd vraagt.
Vragen en antwoorden
Hvordan har du det? – Hoe gaat het met je?
Hvordan har du det i dag?
Dit is een veelgebruikte vraag om te informeren naar iemands welzijn.
Jeg har det bra – Het gaat goed met mij
Jeg har det bra, takk.
Dit is een gebruikelijk antwoord als iemand vraagt hoe het met je gaat.
Hva gjør du? – Wat doe je?
Hva gjør du i helgen?
Dit is een algemene vraag om te informeren naar iemands activiteiten.
Jeg forstår ikke – Ik begrijp het niet
Kan du gjenta det? Jeg forstår ikke.
Gebruik deze zin als je iets niet begrijpt en wilt dat iemand het herhaalt.
In de supermarkt
Hvor mye koster det? – Hoeveel kost het?
Hvor mye koster denne jakken?
Gebruik deze zin om de prijs van een item te vragen.
Kan jeg få en pose? – Mag ik een tas?
Kan jeg få en pose til varene mine?
Dit is handig als je een tas nodig hebt voor je boodschappen.
Kvittering – Bon
Kan jeg få kvitteringen, takk.
Vraag om een bon als je je aankoop wilt verifiëren of retourneren.
Tilbud – Aanbieding
Er det noe på tilbud i dag?
Gebruik dit woord om te vragen of er speciale aanbiedingen zijn.
In een restaurant
En meny, takk – Een menu, alsjeblieft
Kan jeg få en meny, takk?
Vraag om een menu als je gaat zitten in een restaurant.
Hva anbefaler du? – Wat raad je aan?
Hva anbefaler du i dag?
Vraag dit aan de ober om een aanbeveling te krijgen.
Regningen, takk – De rekening, alsjeblieft
Kan jeg få regningen, takk?
Gebruik deze zin als je klaar bent om te betalen.
Jeg er allergisk mot… – Ik ben allergisch voor…
Jeg er allergisk mot nøtter.
Gebruik deze zin om aan te geven dat je een allergie hebt.
Reizen en vervoer
Hvor er nærmeste busstopp? – Waar is de dichtstbijzijnde bushalte?
Hvor er nærmeste busstopp, vær så snill?
Vraag dit als je op zoek bent naar een bushalte.
En billett til sentrum, takk – Een kaartje naar het centrum, alsjeblieft
Kan jeg få en billett til sentrum, takk?
Gebruik deze zin bij de kaartverkoop om een ticket te kopen.
Togstasjon – Treinstation
Hvor er den nærmeste togstasjon?
Vraag dit als je op zoek bent naar een treinstation.
Jeg trenger en taxi – Ik heb een taxi nodig
Jeg trenger en taxi til flyplassen.
Gebruik deze zin als je een taxi wilt bestellen.
Noodgevallen
Hjelp – Help
Hjelp, jeg har mistet vesken min.
Gebruik dit woord als je dringend hulp nodig hebt.
Ambulanse – Ambulance
Ring etter en ambulanse, vær så snill.
Gebruik dit woord als je medische noodhulp nodig hebt.
Brann – Brand
Det er brann i bygningen!
Gebruik dit woord om een brand te melden.
Politi – Politie
Ring politiet, det har vært et tyveri.
Gebruik dit woord als je de politie moet bellen.
Algemene uitdrukkingen
Hva heter du? – Hoe heet je?
Hva heter du? Jeg heter Anna.
Gebruik deze zin om iemand naar zijn of haar naam te vragen.
Jeg heter… – Ik heet…
Jeg heter Lars.
Gebruik deze zin om jezelf voor te stellen.
Hvor kommer du fra? – Waar kom je vandaan?
Hvor kommer du fra? Jeg kommer fra Nederland.
Gebruik deze zin om te vragen waar iemand vandaan komt.
Jeg kommer fra… – Ik kom uit…
Jeg kommer fra Norge.
Gebruik deze zin om aan te geven waar je vandaan komt.
Hvor gammel er du? – Hoe oud ben je?
Hvor gammel er du? Jeg er 25 år gammel.
Gebruik deze zin om naar iemands leeftijd te vragen.
Jeg er … år gammel – Ik ben … jaar oud
Jeg er 30 år gammel.
Gebruik deze zin om je leeftijd aan te geven.
Weer en seizoenen
Hvordan er været? – Hoe is het weer?
Hvordan er været i dag?
Gebruik deze zin om naar het weer te vragen.
Det regner – Het regent
Det regner mye i dag.
Gebruik deze zin om aan te geven dat het regent.
Det snør – Het sneeuwt
Det snør i fjellene.
Gebruik deze zin om aan te geven dat het sneeuwt.
Det er sol – Het is zonnig
Det er sol og varmt i dag.
Gebruik deze zin om aan te geven dat het zonnig is.
Det er kaldt – Het is koud
Det er kaldt ute, ta på deg en jakke.
Gebruik deze zin om aan te geven dat het koud is.
Det er varmt – Het is warm
Det er varmt i dag, perfekt for stranden.
Gebruik deze zin om aan te geven dat het warm is.
Bij de dokter
Jeg føler meg syk – Ik voel me ziek
Jeg føler meg syk, jeg trenger en lege.
Gebruik deze zin om aan te geven dat je je niet goed voelt.
Jeg har vondt i … – Ik heb pijn in …
Jeg har vondt i hodet.
Gebruik deze zin om aan te geven waar je pijn hebt.
Er det alvorlig? – Is het ernstig?
Er det alvorlig, doktor?
Vraag dit aan de dokter als je wilt weten of je aandoening ernstig is.
Jeg trenger medisiner – Ik heb medicijnen nodig
Jeg trenger medisiner mot feber.
Gebruik deze zin als je medicijnen nodig hebt.
Apotek – Apotheek
Hvor er nærmeste apotek?
Vraag dit als je een apotheek zoekt.
Algemene tips
Het leren van een nieuwe taal kan uitdagend zijn, maar met de juiste woorden en zinnen kan je je snel thuis voelen. Oefen regelmatig en probeer zoveel mogelijk te spreken met moedertaalsprekers. Dit zal je helpen om je vaardigheden snel te verbeteren. Noorwegen is een gastvrij land en de mensen zullen je inspanningen om hun taal te leren zeker waarderen. Veel succes met je Noorse taalreis!