Veel voorkomende werkwoorden in het Swahili

Swahili, ook wel Kiswahili genoemd, is een van de belangrijkste talen in Oost-Afrika. Het is de nationale taal van Kenia, Tanzania en Oeganda en wordt door miljoenen mensen gesproken. Voor degenen die Swahili willen leren, is het kennen van veel voorkomende werkwoorden een essentieel onderdeel van het leerproces. Werkwoorden zijn de ruggengraat van elke taal en helpen ons om acties, toestanden en gebeurtenissen te beschrijven. In dit artikel zullen we enkele van de meest voorkomende werkwoorden in het Swahili bespreken, samen met hun betekenissen en voorbeeldzinnen.

Veel voorkomende werkwoorden in het Swahili

1. Kula

Kula betekent “eten” in het Swahili. Dit is een van de meest gebruikte werkwoorden, omdat eten een fundamenteel onderdeel is van het dagelijks leven.
Ninapenda kula matunda kila siku.

2. Kunywa

Kunywa betekent “drinken”. Net als eten, is drinken een basisbehoefte en een veelbesproken onderwerp.
Anapenda kunywa maji baada ya kufanya kazi.

3. Kwenda

Kwenda betekent “gaan”. Dit werkwoord wordt gebruikt om beweging of het reizen naar een bepaalde plek uit te drukken.
Leo tutakwenda sokoni kununua mboga.

4. Kuja

Kuja betekent “komen”. Dit werkwoord wordt vaak gebruikt in dagelijkse gesprekken.
Rafiki yangu atakuja nyumbani kesho.

5. Kupenda

Kupenda betekent “houden van” of “liefhebben”. Dit werkwoord kan worden gebruikt om affectie of voorkeur uit te drukken.
Napenda sana kusikiliza muziki wa Kiswahili.

6. Kufanya

Kufanya betekent “doen” of “maken”. Dit is een veelzijdig werkwoord dat in verschillende contexten kan worden gebruikt.
Unapenda kufanya mazoezi kila asubuhi.

7. Kusoma

Kusoma betekent “lezen” of “studeren”. Dit werkwoord is cruciaal voor studenten en iedereen die kennis wil vergaren.
Watoto wanapenda kusoma vitabu vya hadithi.

8. Kuandika

Kuandika betekent “schrijven”. Dit werkwoord is essentieel voor communicatie, vooral in een academische of professionele setting.
Mwalimu anafundisha wanafunzi kuandika barua.

9. Kusikiliza

Kusikiliza betekent “luisteren”. Dit werkwoord wordt vaak gebruikt in de context van communicatie en leren.
Ninapenda kusikiliza redio asubuhi.

10. Kuona

Kuona betekent “zien”. Dit werkwoord is belangrijk om waarnemingen en ervaringen te beschrijven.
Nataka kuona filamu mpya leo jioni.

11. Kufika

Kufika betekent “aankomen”. Dit werkwoord wordt gebruikt om de aankomst op een bepaalde locatie aan te geven.
Tulifika mjini saa nne asubuhi.

12. Kujifunza

Kujifunza betekent “leren”. Dit werkwoord is essentieel voor iedereen die een nieuwe vaardigheid of taal wil leren.
Ninajifunza Kiswahili kwa bidii.

13. Kuishi

Kuishi betekent “leven” of “wonen”. Dit werkwoord kan worden gebruikt om iemands woonplaats of levensstijl te beschrijven.
Anaishi Dar es Salaam na familia yake.

14. Kuogelea

Kuogelea betekent “zwemmen”. Dit werkwoord wordt vaak gebruikt in de context van recreatieve activiteiten.
Watoto wanapenda kuogelea baharini.

15. Kupika

Kupika betekent “koken”. Dit werkwoord is essentieel voor dagelijkse huishoudelijke activiteiten.
Mama anapenda kupika chakula cha kitamaduni.

16. Kucheza

Kucheza betekent “spelen” of “dansen”. Dit werkwoord kan in verschillende contexten worden gebruikt, van sporten tot muziek.
Watoto wanapenda kucheza mpira wa miguu.

17. Kuimba

Kuimba betekent “zingen”. Dit werkwoord wordt gebruikt in de context van muziek en entertainment.
Anapenda kuimba nyimbo za injili.

18. Kupumzika

Kupumzika betekent “rusten”. Dit werkwoord is belangrijk voor het beschrijven van ontspanning en herstel.
Baada ya kazi ngumu, napenda kupumzika nyumbani.

19. Kulala

Kulala betekent “slapen”. Dit werkwoord is essentieel voor het beschrijven van dagelijkse routines.
Watoto wanalala saa mbili usiku.

20. Kusema

Kusema betekent “zeggen” of “spreken”. Dit werkwoord is cruciaal voor communicatie.
Mwalimu anasema Kiswahili darasani.

21. Kutembea

Kutembea betekent “lopen”. Dit werkwoord kan worden gebruikt om beweging en reizen te beschrijven.
Tunapenda kutembea pwani jioni.

22. Kusafiri

Kusafiri betekent “reizen”. Dit werkwoord wordt vaak gebruikt in de context van reizen en avontuur.
Wana mpango wa kusafiri kwenda Zanzibar.

23. Kusafisha

Kusafisha betekent “schoonmaken”. Dit werkwoord is belangrijk voor huishoudelijke taken.
Tunapenda kusafisha nyumba kila Jumamosi.

24. Kujenga

Kujenga betekent “bouwen”. Dit werkwoord wordt vaak gebruikt in de context van constructie en ontwikkeling.
Wanafanya kazi ya kujenga shule mpya.

25. Kununua

Kununua betekent “kopen”. Dit werkwoord is essentieel voor het beschrijven van winkelactiviteiten.
Ninataka kununua nguo mpya kwa ajili ya sherehe.

26. Kuuza

Kuuza betekent “verkopen”. Dit werkwoord is belangrijk voor zakelijke en economische activiteiten.
Ana mpango wa kuuza gari lake mwezi ujao.

27. Kupiga simu

Kupiga simu betekent “bellen”. Dit werkwoord is essentieel voor moderne communicatie.
Ninapenda kupiga simu kwa marafiki zangu.

28. Kutuma

Kutuma betekent “verzenden” of “sturen”. Dit werkwoord wordt vaak gebruikt in de context van post en communicatie.
Ninataka kutuma barua kwa familia yangu.

29. Kupokea

Kupokea betekent “ontvangen”. Dit werkwoord wordt vaak gebruikt in de context van communicatie en leveringen.
Tulipokea zawadi nyingi wakati wa Krismasi.

30. Kukimbia

Kukimbia betekent “rennen”. Dit werkwoord wordt vaak gebruikt in de context van sport en fitness.
Anapenda kukimbia asubuhi kila siku.

31. Kukutana

Kukutana betekent “ontmoeten”. Dit werkwoord is belangrijk voor sociale interacties.
Tutakutana na marafiki zetu kesho.

32. Kuomba

Kuomba betekent “vragen” of “bidden”. Dit werkwoord kan in verschillende contexten worden gebruikt, van religie tot dagelijkse verzoeken.
Watoto wanapenda kuomba msaada wa walimu wao.

33. Kunawa

Kunawa betekent “handen wassen”. Dit werkwoord is belangrijk voor hygiëne en gezondheid.
Ninapenda kunawa mikono kabla ya kula.

34. Kufurahi

Kufurahi betekent “blij zijn” of “genieten”. Dit werkwoord wordt vaak gebruikt om positieve emoties uit te drukken.
Tunafurahi sana kuwa pamoja na familia yetu.

35. Kucheka

Kucheka betekent “lachen”. Dit werkwoord wordt vaak gebruikt om vreugde en plezier uit te drukken.
Watoto wanapenda kucheka wakati wanacheza.

36. Kuogopa

Kuogopa betekent “bang zijn”. Dit werkwoord wordt gebruikt om angst en bezorgdheid uit te drukken.
Anasema anaogopa giza.

37. Kupotea

Kupotea betekent “verdwalen”. Dit werkwoord wordt vaak gebruikt in de context van reizen en oriëntatie.
Tulipotea njiani wakati wa safari yetu.

38. Kubaki

Kubaki betekent “blijven” of “achterblijven”. Dit werkwoord wordt vaak gebruikt om te beschrijven dat iemand ergens blijft.
Ninataka kubaki nyumbani leo.

39. Kusubiri

Kusubiri betekent “wachten”. Dit werkwoord is belangrijk voor het beschrijven van geduld en tijd.
Tunapaswa kusubiri mpaka mvua itakapokoma.

40. Kuamua

Kuamua betekent “beslissen”. Dit werkwoord wordt vaak gebruikt in de context van keuzes en beslissingen.
Nimeamua kusoma lugha mpya mwaka huu.

Door deze veel voorkomende werkwoorden in het Swahili te leren, zul je merken dat je je vocabulaire aanzienlijk uitbreidt en beter in staat bent om je gedachten en acties uit te drukken. Het begrijpen en correct gebruiken van deze werkwoorden zal je helpen om vloeiender en effectiever te communiceren in het Swahili. Blijf oefenen en integreer deze werkwoorden in je dagelijkse gesprekken om je taalvaardigheden te verbeteren.

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Leer 57+ talen 5x sneller met revolutionaire technologie.

LEER SNELLER TALEN
MET AI

Leer 5x Sneller