Tutto vs Tutti – Alles en iedereen onderscheiden in het Italiaans

Als je Italiaans leert, zul je snel merken dat kleine woorden grote verschillen kunnen maken. Twee van deze woorden zijn tutto en tutti. Hoewel ze op elkaar lijken, worden ze in verschillende contexten gebruikt en hebben ze verschillende betekenissen. In dit artikel leggen we uit hoe je tutto en tutti correct kunt gebruiken in het Italiaans, zodat je alles en iedereen op de juiste manier kunt beschrijven.

Wat betekenen Tutto en Tutti?

Tutto betekent ‘alles’ of ‘het geheel’ en verwijst naar dingen in hun totaliteit of als een complete eenheid. Het wordt gebruikt wanneer je over dingen spreekt in een algemene zin. Aan de andere kant, tutti betekent ‘iedereen’ of ‘allemaal’ en wordt gebruikt om naar meerdere personen of zaken te verwijzen.

Hier zijn enkele voorbeelden in het Italiaans:
– Ho finito tutto il cibo. (Ik heb al het eten opgegeten.)
Tutti gli studenti devono assistere alla lezione. (Alle studenten moeten de les bijwonen.)

Hoe gebruik je Tutto in zinnen?

Tutto kan op verschillende manieren in zinnen worden gebruikt, afhankelijk van wat je wilt uitdrukken. Het kan bijvoorbeeld gebruikt worden als een voornaamwoord of als bijvoeglijk naamwoord.

Als voornaamwoord:
Tutto va bene. (Alles is in orde.)
– Non so tutto. (Ik weet niet alles.)

Als bijvoeglijk naamwoord, komt tutto voor het zelfstandig naamwoord:
– Ho letto tutto il libro. (Ik heb het hele boek gelezen.)
Tutto il mondo parla di questo. (De hele wereld praat hierover.)

Het gebruik van Tutti in zinnen

Tutti wordt gebruikt om naar een groep mensen of dingen te verwijzen en kan ook als voornaamwoord of bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt.

Als voornaamwoord:
Tutti sono invitati. (Iedereen is uitgenodigd.)
Tutti hanno accettato l’offerta. (Iedereen heeft het aanbod geaccepteerd.)

Als bijvoeglijk naamwoord, staat tutti voor het zelfstandig naamwoord:
Tutti i libri sono interessanti. (Alle boeken zijn interessant.)
Tutti i giorni vado al lavoro. (Elke dag ga ik naar werk.)

Speciale gevallen en uitzonderingen

In het Italiaans zijn er altijd uitzonderingen en speciale gevallen die je moet kennen. Bijvoorbeeld, wanneer tutto wordt gebruikt met tijdsaanduidingen, verandert het vaak in tutta of tutte, afhankelijk van het geslacht en aantal van het zelfstandig naamwoord waarmee het wordt gebruikt.

– Ho lavorato tutta la notte. (Ik heb de hele nacht gewerkt.)
– Abbiamo aspettato tutte le settimane. (We hebben wekenlang gewacht.)

Ook tutti kan veranderen in tutte wanneer het verwijst naar een vrouwelijke groep:
Tutte le ragazze sono venute alla festa. (Alle meisjes zijn naar het feest gekomen.)

Samenvatting

Het correct gebruiken van tutto en tutti kan je Italiaans significant verbeteren en misverstanden voorkomen. Onthoud dat tutto verwijst naar ‘alles’ of ‘het geheel’ en vaak gebruikt wordt in contexten waar je spreekt over dingen als een complete eenheid, terwijl tutti gebruikt wordt om naar ‘iedereen’ of ‘allemaal’ te verwijzen, vooral als het gaat om groepen mensen of zaken.

Door veel te oefenen en deze regels toe te passen in je dagelijkse gesprekken, zul je merken dat je jezelf veel duidelijker en correcter kunt uitdrukken in het Italiaans. Veel succes met je Italiaanse taalavontuur!

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Leer 57+ talen 5x sneller met revolutionaire technologie.

LEER SNELLER TALEN
MET AI

Leer 5x Sneller