Tijd is een essentieel onderdeel van ons dagelijks leven en het begrijpen en gebruiken van tijds-, kalender- en datumzinnen in een nieuwe taal kan een uitdaging zijn. In dit artikel zullen we de belangrijkste woorden en zinnen in het Wit-Russisch behandelen die je nodig hebt om effectief over tijd, dagen, maanden en data te communiceren.
Tijd
Час (chas) – uur, tijd
Колькі зараз час? (Hoe laat is het nu?)
Мінута (minuta) – minuut
Праз пяць хвілін будзе палова на дванаццаць. (Over vijf minuten is het half twaalf.)
Секунда (sekunda) – seconde
Пачакайце адну секунду, калі ласка. (Wacht alstublieft een seconde.)
Гадзіна (hadzina) – uur
Я спаў восем гадзін. (Ik heb acht uur geslapen.)
Ранак (ranak) – ochtend
Я ўстаю рана раніцай. (Ik sta vroeg in de ochtend op.)
Дзень (dzień) – dag
У мяне шмат працы сёння днём. (Ik heb vandaag veel werk te doen.)
Вечар (vechar) – avond
Мы сустрэнемся вечарам. (We ontmoeten elkaar ’s avonds.)
Ноч (noch) – nacht
Ноччу было вельмі цёмна. (Het was erg donker ’s nachts.)
Kalender
Каляндар (kalyandar) – kalender
Праверце дату ў календары. (Controleer de datum in de kalender.)
Тыдзень (tydzeń) – week
Мы плануем паездку на наступны тыдзень. (We plannen een reis voor volgende week.)
Месяц (miesiac) – maand
Наступны месяц будзе люты. (De volgende maand is februari.)
Год (hod) – jaar
Я нарадзіўся ў 1990 годзе. (Ik ben geboren in 1990.)
Сезон (sezon) – seizoen
Вясна – мой любімы сезон. (De lente is mijn favoriete seizoen.)
Dagen van de Week
Панядзелак (panyadzelak) – maandag
Панядзелак заўсёды цяжкі дзень. (Maandag is altijd een zware dag.)
Аўторак (autorak) – dinsdag
У аўторак у мяне ёсць сустрэча. (Op dinsdag heb ik een vergadering.)
Серада (serada) – woensdag
Серада – гэта сярэдзіна тыдня. (Woensdag is het midden van de week.)
Чацвер (chatver) – donderdag
Чацвер – мой любімы дзень. (Donderdag is mijn favoriete dag.)
Пятніца (pyatnitsa) – vrijdag
У пятніцу мы ідзем у кіно. (Op vrijdag gaan we naar de bioscoop.)
Субота (subota) – zaterdag
Субота – выхадны дзень. (Zaterdag is een vrije dag.)
Нядзеля (nyadzelya) – zondag
У нядзелю я адпачываю. (Op zondag rust ik uit.)
Maanden van het Jaar
Студзень (studzeń) – januari
Студзень – першы месяц года. (Januari is de eerste maand van het jaar.)
Люты (lyuty) – februari
Люты – самы кароткі месяц. (Februari is de kortste maand.)
Сакавік (sakavik) – maart
Сакавік – першы месяц вясны. (Maart is de eerste maand van de lente.)
Красавік (krasavik) – april
У красавіку часта ідзе дождж. (In april regent het vaak.)
Май (maj) – mei
Май – мой любімы месяц. (Mei is mijn favoriete maand.)
Чэрвень (chervień) – juni
Чэрвень – пачатак лета. (Juni is het begin van de zomer.)
Ліпень (lipień) – juli
Ліпень – самы гарачы месяц. (Juli is de heetste maand.)
Жнівень (zhnivień) – augustus
У жніўні мы едзем у адпачынак. (In augustus gaan we op vakantie.)
Верасень (verasień) – september
Верасень – пачатак восені. (September is het begin van de herfst.)
Кастрычнік (kastrychnik) – oktober
Кастрычнік – месяц, калі лістота ападае. (Oktober is de maand waarin de bladeren vallen.)
Лістапад (listapad) – november
Лістапад – вельмі халодны месяц. (November is een zeer koude maand.)
Снежань (sniezań) – december
Снежань – апошні месяц года. (December is de laatste maand van het jaar.)
Data
Дата (data) – datum
Якая сёння дата? (Welke datum is het vandaag?)
Учора (uchora) – gisteren
Учора я быў вельмі заняты. (Gisteren was ik erg druk.)
Сёння (synia) – vandaag
Сёння добрае надвор’е. (Vandaag is het mooi weer.)
Заўтра (zaŭtra) – morgen
Заўтра я пайду ў краму. (Morgen ga ik naar de winkel.)
Паслязаўтра (paslyazaŭtra) – overmorgen
Паслязаўтра ў мяне дзень нараджэння. (Overmorgen is mijn verjaardag.)
Дзень нараджэння (dzień naradżennia) – verjaardag
Мой дзень нараджэння ў сакавіку. (Mijn verjaardag is in maart.)
Свята (svyata) – feestdag
Новы год – гэта вялікае свята. (Nieuwjaar is een grote feestdag.)
Пераднаверач (peradnaverach) – vooravond
Сёння пераднаверач Новага года. (Vandaag is het de vooravond van Nieuwjaar.)
Каляндарны (kalyandarny) – kalender-
Каляндарны год пачынаецца ў студзені. (Het kalenderjaar begint in januari.)
Het leren van deze woorden en zinnen zal je helpen om effectief te communiceren over tijd, dagen, maanden en data in het Wit-Russisch. Blijf oefenen en gebruik ze in je dagelijkse gesprekken om je vaardigheden te verbeteren. Veel succes!