Het leren van een nieuwe taal kan een uitdagende maar ook lonende ervaring zijn. Als u net begint met het leren van Tagalog, de nationale taal van de Filipijnen, is het nuttig om een basiswoordenschat te hebben die u helpt bij dagelijkse gesprekken en eenvoudige situaties. In dit artikel vindt u een uitgebreide lijst van Tagalog-woorden die u moet kennen voor A1-niveau, wat het beginnersniveau is. Deze woorden zullen u helpen een solide basis te leggen voor uw verdere taalstudie.
Basisgroeten en beleefdheidsuitdrukkingen
Een van de eerste dingen die u leert in een nieuwe taal zijn de basisgroeten en beleefdheidsuitdrukkingen. Deze woorden en zinnen helpen u om gesprekken op een beleefde manier te beginnen en te eindigen.
– Hallo: Kumusta
– Goedemorgen: Magandang umaga
– Goedemiddag: Magandang hapon
– Goedenavond: Magandang gabi
– Tot ziens: Paalam
– Bedankt: Salamat
– Alstublieft: Pakiusap of Pakisuyo
– Ja: Oo
– Nee: Hindi
Basisvragen
Het stellen van vragen is een essentieel onderdeel van communicatie. Hier zijn enkele basisvragen die u kunt gebruiken in alledaagse situaties.
– Hoe gaat het?: Kumusta ka?
– Wat is uw naam?: Anong pangalan mo?
– Waar komt u vandaan?: Taga saan ka?
– Hoeveel kost dit?: Magkano ito?
– Waar is het toilet?: Nasan ang banyo?
Getallen en tellen
Het kennen van de getallen is cruciaal, vooral bij het winkelen, reizen of het geven van uw telefoonnummer. Hier zijn de getallen van 1 tot 10 in het Tagalog.
– Een: Isa
– Twee: Dalawa
– Drie: Tatlo
– Vier: Apat
– Vijf: Lima
– Zes: Anim
– Zeven: Pito
– Acht: Walo
– Negen: Siyam
– Tien: Sampu
Dagelijkse activiteiten
Om uw dagelijkse bezigheden te beschrijven, is het belangrijk om enkele werkwoorden en zinnen te kennen die vaak worden gebruikt.
– Eten: Kumain
– Drinken: Uminom
– Slapen: Matulog
– Wassen: Maghugas
– Lezen: Magbasa
– Schrijven: Magsulat
– Kijken: Manood (bijv. tv kijken: Manood ng telebisyon)
– Werken: Magtrabaho
Familie en relaties
Het kunnen praten over uw familie en relaties is een belangrijk deel van elke taal. Hier zijn enkele basiswoorden die u kunt gebruiken.
– Moeder: Nanay of Ina
– Vader: Tatay of Ama
– Broer: Kapatid na lalaki
– Zus: Kapatid na babae
– Opa: Lolo
– Oma: Lola
– Vriend: Kaibigan
– Kind: Bata
Eten en drinken
Het kennen van de namen van verschillende soorten eten en drinken is handig, vooral als u van plan bent om naar de Filipijnen te reizen of om Filipijns eten te koken.
– Rijst: Kanin
– Kip: Manok
– Vlees: Karne
– Vis: Isda
– Water: Tubig
– Melk: Gatas
– Koffie: Kape
– Thee: Tsaa
Winkelen
Bij het winkelen is het belangrijk om te weten hoe u kunt vragen naar prijzen en hoe u enkele basisartikelen kunt benoemen.
– Hoeveel kost dit?: Magkano ito?
– Winkel: Tindahan
– Geld: Salapi of Pera
– Kleding: Damit
– Schoenen: Sapatos
– Tasje: Bag
Kleuren
Het benoemen van kleuren is een basisvaardigheid die u in veel situaties kunt gebruiken, van kleding tot het beschrijven van objecten.
– Rood: Pula
– Blauw: Asul
– Groen: Berde
– Geel: Dilaw
– Zwart: Itim
– Wit: Puti
Locaties en richtingen
Het kunnen vragen naar en begrijpen van locaties en richtingen is essentieel, vooral als u in een vreemd land bent.
– Waar?: Saan?
– Hier: Dito
– Daar: Doon
– Links: Kaliwa
– Rechts: Kanan
– Rechtdoor: Derecho
– Straat: Kalsada
– Gebouw: Gusali
Dagen van de week
Het leren van de dagen van de week helpt u bij het plannen en begrijpen van tijdsgerelateerde gesprekken.
– Maandag: Lunes
– Dinsdag: Martes
– Woensdag: Miyerkules
– Donderdag: Huwebes
– Vrijdag: Biyernes
– Zaterdag: Sabado
– Zondag: Linggo
Veelvoorkomende bijvoeglijke naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden helpen u om meer details toe te voegen aan uw beschrijvingen. Hier zijn enkele veelvoorkomende bijvoeglijke naamwoorden.
– Groot: Malaki
– Klein: Maliit
– Nieuw: Bago
– Oud: Luma
– Mooi: Maganda
– Lelijk: Pangit
– Snel: Mabilis
– Langzaam: Mabagal
Veelvoorkomende zelfstandige naamwoorden
Zelfstandige naamwoorden vormen de basis van veel zinnen. Hier zijn enkele veelvoorkomende zelfstandige naamwoorden die nuttig kunnen zijn.
– Huis: Bahay
– Auto: Kotse
– Boek: Libro
– Pen: Panulat
– Tafel: Meja
– Stoel: Silya
– Hond: Aso
– Kat: Pusa
Weer en seizoenen
Het weer is een veelvoorkomend gespreksonderwerp. Hier zijn enkele woorden die u kunt gebruiken om het weer en de seizoenen te beschrijven.
– Zon: Araw
– Regen: Ulan
– Wind: Hangin
– Warm: Mainit
– Koud: Malamig
– Droog: Tuyo
– Nat: Basa
Gezondheid en lichaam
Het is belangrijk om enkele basiswoorden te kennen die betrekking hebben op gezondheid en het lichaam, vooral in noodgevallen.
– Hoofd: Ulo
– Hand: Kamay
– Voet: Paa
– Oog: Mata
– Oor: Tenga
– Neus: Ilong
– Pijn: Sakit
– Dokter: Doktor
Vervoer
Als u reist, is het nuttig om de namen van verschillende vervoersmiddelen te kennen en hoe u naar de weg kunt vragen.
– Auto: Kotse
– Bus: Bus
– Trein: Tren
– Vliegtuig: Eroplano
– Boot: Bangka
– Waar is het station?: Saan ang istasyon?
– Hoe laat vertrekt de bus?: Anong oras aalis ang bus?
Veelvoorkomende werkwoorden
Werkwoorden zijn de ruggengraat van elke taal. Hier zijn enkele veelvoorkomende werkwoorden die u helpen om verschillende acties te beschrijven.
– Gaan: Pumunta
– Komen: Dumating
– Zien: Makita
– Horen: Makinig
– Spreken: Magsalita
– Denken: Mag-isip
– Weten: Alamin
– Begrijpen: Intindihin
Conclusie
Het beheersen van deze basiswoordenschat op A1-niveau zal u helpen om eenvoudige gesprekken in het Tagalog te voeren en uw begrip van de taal te verbeteren. Blijf oefenen en gebruik deze woorden in dagelijkse situaties om uw vaardigheden verder te ontwikkelen. Het leren van een nieuwe taal kost tijd en moeite, maar met doorzettingsvermogen en regelmatige oefening zult u merken dat uw woordenschat en vertrouwen groeien. Veel succes met uw taalstudie!