Sport is een universele taal, maar de specifieke woordenschat die ermee gepaard gaat, kan variƫren van taal tot taal. Voor Nederlandstaligen die hun sportgerelateerde woordenschat willen uitbreiden of voor degenen die het Nederlands beter willen begrijpen tijdens sportevenementen, is deze gids een waardevolle hulpbron.
Doelpunt
Een punt dat gescoord wordt in verschillende balsporten, zoals voetbal of hockey.
De aanvaller maakte in de laatste minuut een beslissend doelpunt.
Uitbal
De situatie in een sportwedstrijd wanneer de bal buiten de speelgrenzen valt.
De scheidsrechter riep een uitbal en het spel werd hervat met een ingooi.
Aanvoerder
De speler die het team vertegenwoordigt en vaak leiding geeft binnen en buiten het veld.
De aanvoerder pepte het team op voor de wedstrijd.
Halftime
De pauze tussen twee helften in een sportwedstrijd.
Tijdens de halftime bespraken de spelers hun strategie voor de tweede helft.
Warming-up
Oefeningen die sporters doen voor de wedstrijd om hun spieren op te warmen.
De warming-up is essentieel om blessures te voorkomen.
Topscorer
De speler die de meeste doelpunten of punten scoort in een competitie of seizoen.
Met vijftien doelpunten is hij de topscorer van de liga.
Vrije trap
Een kans om te scoren in voetbal, toegekend aan een team na bepaalde overtredingen van de tegenstander.
Na de overtreding kreeg het team een vrije trap net buiten het strafschopgebied.
Hattrick
Het scoren van drie doelpunten in Ć©Ć©n wedstrijd door dezelfde speler.
De spits werd bejubeld na het maken van een hattrick.
Hoekschop
Een spelhervatting in voetbal waarbij de bal vanuit de hoek wordt getrapt naar het doelgebied.
Na de hoekschop kopte de verdediger de bal het doel in.
Scheidsrechter
De persoon die toezicht houdt op het naleven van de spelregels tijdens een sportwedstrijd.
De scheidsrechter floot voor een overtreding en gaf een gele kaart.
Offside
Een situatie in voetbal waarbij een speler zich in een niet-toegestane positie bevindt ten opzichte van de bal en de tegenstander.
De aanval werd afgefloten wegens offside.
Penalty
Een strafschop die wordt gegeven na een overtreding binnen het strafschopgebied bij voetbal.
De aanvaller werd neergehaald in het strafschopgebied en de penalty werd toegekend.
Time-out
Een korte pauze in de wedstrijd aangevraagd door een coach om strategie te bespreken of spelers te laten rusten.
De coach nam een time-out om de verdediging te herstructureren.
Spits
Een aanvallende speler in voetbal wiens hoofdtaak het scoren van doelpunten is.
De spits brak door de verdediging en schoot op doel.
Dribbelen
Het controleren en vooruitbewegen van de bal bij sporten zoals voetbal, basketbal en hockey.
Hij dribbelde langs drie verdedigers en gaf een perfecte voorzet.
Assist
Een pass of actie die direct leidt tot een doelpunt.
Met een slimme assist zette de middenvelder de spits alleen voor de keeper.
Overtreding
Een actie die ingaat tegen de spelregels, vaak bestraft door de scheidsrechter.
De overtreding resulteerde in een rode kaart voor de verdediger.
Verdediger
Een speler wiens primaire rol het beschermen van het eigen doelgebied is.
De verdediger maakte een cruciale tackle om de tegenaanval te stoppen.
Keepen
Het verdedigen van het doel, voornamelijk in voetbal en hockey, uitgevoerd door de keeper.
Zij is geweldig in keepen, ze heeft al vijf ballen uit het doel gehouden.
Wisselspeler
Een speler die tijdens een wedstrijd een andere speler vervangt.
De coach besloot een wisselspeler in te zetten om meer aanvallende kracht te krijgen.
Finale
De laatste wedstrijd in een toernooi of competitie, waarin wordt bepaald wie de uiteindelijke winnaar is.
Het hele land keek uit naar de finale van het wereldkampioenschap.
Teamgeest
De kameraadschap en eenheid die spelers van een team voelen en tonen.
Ondanks de nederlaag was er sterke teamgeest onder de spelers.
Competitie
Een reeks sportevenementen waarin teams of individuen tegen elkaar strijden.
Ze bereidt zich voor op de nationale zwemcompetitie komende lente.
Trainen
Het uitvoeren van oefeningen en praktijken om vaardigheden te verbeteren en in vorm te blijven.
Ze trainen vijf dagen per week om hun techniek te perfectioneren.
Deze sportgerelateerde woordenschat kan u helpen de volgende keer dat u naar een sportevenement kijkt of erover praat met vrienden. Niet alleen vergroot het uw woordenschat, maar het kan ook uw genot van de sport zelf vergroten. Door de terminologie te begrijpen, wordt u onderdeel van de actie. Vergeet niet dat woorden krachtig zijn, zeker als ze samengaan met de passie voor sport.