El tiempo – Het weer
¿Qué tiempo hará mañana?

Om te beginnen is het handig om te weten hoe je naar het weer vraagt. Het woord “el tiempo” verwijst in dit geval naar het weer, maar kan ook tijd betekenen afhankelijk van de context.

Las estaciones – De seizoenen
Mi estación favorita es la primavera.

De seizoenen, “las estaciones”, zijn fundamenteel in gesprekken over het jaar en gerelateerde activiteiten. In veel Spaanssprekende landen zijn de seizoenen vergelijkbaar met die in Nederland.

La primavera – De lente
Las flores empiezan a florecer en la primavera.

De lente is het seizoen van de bloeiende bloemen en het groener worden van de natuur.

El verano – De zomer
En el verano, la gente va a la playa para refrescarse.

De zomer is perfect voor activiteiten buitenshuis zoals het bezoeken van het strand.

El otoño – De herfst
Las hojas de los árboles cambian de color en el otoño.

In de herfst veranderen de bladeren van kleur en valt het blad van de bomen.

El invierno – De winter
En invierno hace mucho frío y a veces nieva.

De winter brengt kouder weer en soms sneeuw.

Nu we de seizoenen hebben behandeld, gaan we verder met weersgerelateerde termen die vaak in het dagelijks leven worden gebruikt.

El sol – De zon
Hoy el sol brilla mucho.

De zon speelt een belangrijke rol in weerpraatjes, vooral wanneer het gaat om de zonkracht of zonnige dagen.

La nube – De wolk
Hay algunas nubes en el cielo, pero no va a llover.

Wolken zijn vaak onderwerp van gesprek, vooral als je het hebt over bewolkte dagen.

La lluvia – De regen
Necesito un paraguas porque va a llover.

Regen is een weersverschijnsel waar je in Spanje minder vaak mee te maken hebt dan in Nederland, maar het is toch handig om te weten hoe je hierover praat.

La nieve – De sneeuw
Los niños hacen muñecos de nieve en invierno.

Sneeuw is iets waar kinderen dol op zijn, vooral als het gaat om het maken van sneeuwpoppen.

El viento – De wind
El viento sopla fuerte hoy.

Wind kan van invloed zijn op je plannen, of het nu een lichte bries of een krachtige wind is.

La tormenta – Het onweer
Durante la tormenta, es mejor quedarse en casa.

Onweer kan best spannend zijn, maar het is raadzaam om binnen te blijven wanneer het voorkomt.

El trueno – De donder
El trueno se oyó en toda la ciudad.

De donder volgt vaak op de bliksem en gaat gepaard met onweer.

El relámpago – De bliksem
El relámpago iluminó todo el cielo.

Bliksem is een fascinerend natuurverschijnsel dat tijdens een storm kan voorkomen.

La temperatura – De temperatuur
La temperatura bajará esta noche.

Temperatuur is natuurlijk een essentieel onderdeel van een weersvoorspelling.

El grado – De graad
Hoy hay veinticinco grados, es un día cálido.

Het meten van temperatuur in graden helpt ons om te besluiten wat voor kleding we aantrekken.

El frío – De kou
No quiero salir de casa porque hace mucho frío.

De kou is iets waar veel mensen niet van houden, maar het is een goede gelegenheid om je warmste kleren aan te trekken.

El calor – De hitte
En verano, el calor en Sevilla es insufrible.

In de zomer kan de hitte in sommige Spaanssprekende gebieden behoorlijk intens zijn.

Met deze woordenschat ben je op weg om met vertrouwen over het weer en seizoenen in het Spaans te spreken. Vergeet niet dat regelmatige oefening de sleutel is tot het versterken van je taalvaardigheid. Zoek een taalpartner, gebruik flashcards voor de woordenschat, en probeer natuurlijk zoveel mogelijk te spreken. Onthoud: oefening baart kunst! Veel succes met je Spaanse taalavontuur.