Als je Frans leert, kom je ongetwijfeld de uitdaging van relatieve voornaamwoorden tegen. Deze voornaamwoorden, die zinnen aan elkaar koppelen en die verwijzen naar een eerder genoemd woord of zin, zijn essentieel voor een vloeiende communicatie. Twee van de meest voorkomende Franse relatieve voornaamwoorden zijn qui en que. Het correcte gebruik van deze woorden kan soms verwarrend zijn, maar met de juiste uitleg wordt het een stuk duidelijker.
Wat zijn relatieve voornaamwoorden?
Relatieve voornaamwoorden verwijzen naar een substantief dat eerder in de zin is genoemd en verbinden het met een bijzin die meer informatie geeft over dat substantief. In het Frans zijn de meest voorkomende relatieve voornaamwoorden qui, que, où, en dont. Voor nu focussen we ons op qui en que.
Het gebruik van qui
Qui wordt gebruikt om naar personen of dingen te verwijzen en is het onderwerp van de bijzin. Het komt voor het werkwoord te staan. Een eenvoudige manier om te onthouden wanneer je qui moet gebruiken, is door te kijken of je het kunt vervangen door ‘wie’ of ‘wat’ in het Nederlands.
L’homme qui parle est mon oncle. (De man die spreekt is mijn oom.)
La chaise qui est cassée est dans le jardin. (De stoel die kapot is, staat in de tuin.)
Het gebruik van que
Que verwijst ook naar personen of dingen, maar het is het lijdend voorwerp van de bijzin en staat altijd voor het onderwerp van de bijzin. In het Nederlands zou je que vaak vertalen als ‘die’ of ‘dat’.
La voiture que j’ai achetée est rouge. (De auto die ik gekocht heb, is rood.)
Le livre que tu cherches est sur la table. (Het boek dat je zoekt, ligt op tafel.)
Veelgemaakte fouten en hoe ze te vermijden
Een veelvoorkomende fout is het verwarren van qui en que. Een goede tip om dit te vermijden, is door na te denken over de functie van het woord in de zin: is het een onderwerp of een lijdend voorwerp? Dit bepaalt of je qui of que gebruikt.
Daarnaast is het belangrijk om niet automatisch qui met ‘wie’ en que met ‘dat’ te vertalen zonder de context van de zin te overwegen. Hoewel dit vaak klopt, zijn er uitzonderingen afhankelijk van de structuur van de zin in het Frans.
Quiz: Kies het juiste relatieve voornaamwoord
Om je begrip van qui en que te testen, volgen hier enkele oefenzinnen. Kies het correcte relatieve voornaamwoord:
1. Le professeur ___ enseigne le français est très patient.
2. Le gâteau ___ je mange est délicieux.
3. La fille ___ danse là -bas est ma cousine.
4. Le film ___ nous avons vu était intéressant.
Antwoorden: 1. qui, 2. que, 3. qui, 4. que
Conclusie
Het correct gebruiken van qui en que in het Frans vereist oefening en aandacht voor detail. Door je te concentreren op de functie van het relatieve voornaamwoord in de zin, kun je nauwkeuriger bepalen welk woord je moet gebruiken. Met deze kennis op zak, ben je weer een stap dichter bij het vloeiend spreken en schrijven van de Franse taal.