Wanneer je Spaans leert, kom je al snel numerieke en kwantitatieve uitdrukkingen tegen. Deze uitdrukkingen zijn onmisbaar voor de communicatie van aantallen, hoeveelheden en frequenties. In dit artikel leggen we enkele van deze uitdrukkingen uit aan de hand van definities en voorbeeldzinnen.
Uno (één) – Dit is het basisgetal en wordt gebruikt om een enkel item aan te duiden.
Tengo uno hermano.
Dos (twee) – Dit getal geeft aan dat er twee van iets zijn.
Ella tiene dos gatos.
Tres (drie) – Het getal dat volgt na ‘dos’ en gebruikt wordt om drie items te benoemen.
Vamos a tomar tres tazas de café.
Cuatro (vier) – Dit getal wordt gebruikt om vier van iets aan te duiden.
Hay cuatro estaciones en el año.
Cinco (vijf) – Gebruikt voor het weergeven van vijf objecten of personen.
Me gustaría comer cinco manzanas.
Seis (zes) – Het getal zes wordt vaak gebruikt in verschillende contexten.
Tengo seis clases hoy.
Siete (zeven) – Een getal dat gebruikt wordt als iets in zevenvoud wordt aangeduid.
La semana tiene siete días.
Ocho (acht) – Het getal gebruikt voor acht items of eenheden.
Ocho horas de sueño son recomendables.
Nueve (negen) – Gebruikt om negen voorwerpen of situaties te beschrijven.
Había nueve personas en la reunión.
Diez (tien) – Dit ronde getal wordt gebruikt voor tien eenheden of objecten.
Necesito diez euros para pagar el libro.
Naast basisgetallen heb je ook kwantitatieve woorden die iets zeggen over de hoeveelheid.
Mucho (veel) – Wordt gebruikt om een grote hoeveelheid aan te geven, zonder een specifiek aantal.
Tengo mucho trabajo este mes.
Poco (weinig) – Het tegenovergestelde van ‘mucho’, geeft een kleine hoeveelheid aan.
Hay poco pan en casa.
Varios (verschillende) – Dit woord wordt gebruikt om een onbepaald maar verschillende aantal aan te duiden.
Hay varios libros sobre la mesa.
Algunos/Algunas (enkele/ enkelvoud sommige) – Gebruikt om een deel van een groter geheel aan te geven.
Solamente quiero comer algunas galletas.
Demasiado/Demasiada (te veel) – Een woord om aan te geven dat iets meer dan nodig is.
He comido demasiado esta noche.
Ninguno/Ninguna (geen enkele) – Absentie van een hoeveelheid of aantal.
No tengo ninguna duda sobre eso.
Todos/Todas (alle/meervoud elk) – Dit woord omvat de hele groep of totaal aantal.
Todos los días hago ejercicio.
Varios/Varias (verschillende/meervoud) – Duidt op een onbepaalde hoeveelheid binnen een groep.
He comprado varias frutas y verduras.
Het is ook nuttig om frequentie en tijdgerelateerde numerieke uitdrukkingen te kennen.
Siempre (altijd) – Geeft een constante frequentie aan, zonder uitzondering.
Siempre canto en la ducha.
A menudo (vaak) – Een hoge frequentie, maar niet zo constant als ‘siempre’.
Voy al gimnasio a menudo.
A veces (soms) – Deze uitdrukking geeft een onregelmatige frequentie aan.
A veces me gusta caminar bajo la lluvia.
Nunca (nooit) – De afwezigheid van een frequentie, het gebeurt nooit.
Yo nunca bebo café después de las seis de la tarde.
Naast deze woorden en uitdrukkingen, is het essentieel om te leren hoe je deze in complexere zinnen kunt incorporeren en toepassen in verschillende gesprekssituaties. Oefen door zinnen te maken met elk van de hierboven genoemde termen en probeer ze toe te passen in zowel gesproken als geschreven Spaans. Hiermee bouw je niet alleen je woordenschat uit, maar ontwikkel je ook een beter begrip voor het gebruik van kwantitatieve en numerieke uitdrukkingen in het Spaans.